
-T .si:
|fc
¡9 9
I ' l ’M
■ 31!:,.
i:
Ieder Tinnegieter kon zijn eigen merk hebben, mils bij de
keurkamer bekend. Zie Cat. Tent. Amst. 1876 n° 2591.
In den Cat. W e s t h o f f komt onder n° 4183 een □ iooden
plaat voor, waarop de merken of Stempel der tinverhuurders
te Amsterdam. Hunne keuren en ord. zijn uitgeg. in 1742,
23 blz. 4t°- Over hun vermakelijken twist ter zake tinnen
inktpotten met de boekverkoopers in 1643, zie t e r G o u w ,
Gilden blz. 73—75.
Turfdragers Gild. W a g e n a a r (1766) zegt (IX blz. 139);
„Op het behoorlijk meten en opdoen van turf zijn van tijd
„tot tijd en nog onlangs zeer goede keuren gemaakt, doch
„zij zijn te nitvoerig om er bier zelfs den korten inhoud
„van op te geven.“ Xatuurlijk dat wij in het bestek onzer
verhandeling er ons ook van zullen ontbonden '. Wij vermelden
alleen, dat de arbeiders in dit gild, (in 1619 opgericht,
ofschoon er in een keur van 1465 op bet meten Nan
de turf reeds van Turfvulders gewaagd wordt), vier ploe-
gen zijn; Turfdragers, Turfhevers, Turfvulsters en Turf-
raapsters.
Turfraapsters, aangesteld in 1685 tot 50 in getal (in
1766 ten getale van 54) rapen de turven in de schepen
in kleine manden. De schippersknecbts dragen die in de
ton, waarmede sedert 1678 de turf gemeten wordt.
Turfvulsters, 207 in getal, schudden en vullen de ton.
• G edrukt is , te r Stads D ru k k en j in 1803, de Ordonnantie van de turfdragers,
vulsters en hevers, 44 blz. 4“ .
j..lr
Turfhevers in 1688, ten getale van 66 aangesteld (in
1766 73 in getal) ’ , tillen de uit de ton in twee manden
door de vulsters opgehoogde turf op de schouders der turfdragers.
De Turfdragers hebben vier overlieden.
De gewone draagpenning (groot 34) van de turfdragers
(die echter weinig meer voorkomt) is van geel koper, gegoten,
doorboord.
Voorzijde: Een man met een korf turf op zijn nek,
links gew'end, in half gebogen bonding. In de afsnede het
nummer (85). Keerzijde: T(urf) D{ragers) C?(i7J), en daaronder
gesneden: A nno 1709. (Yerz. M a sc h h a u p t . Pl. XV
n° 160. V a n L e n n e p en t e r G o u w , in hun merkwaardig
Boek der Optschriften blz 39 *, deelen mede , dat de Amsterdamsche
turfdragers niet weinig trotscb waren op bunne
moedige bonding bij den mislukten aanslag op de stad in
1650. Het feit werd spoedig vereeuwigd door eene geschilderde
voorstelling van het gewapende gild (340 man sterk)
en door een opscbrift t. a. p. en in den Cat. der Tent, te
Amst. (1876) n° 2437 * te lezen.
' L a te r waren zij ta lr jjk e r : H u n geelkoperen doorboorde d ra a g p la at (groot
31) vertoont h e t wapen van Amsterdam met een n“ (98). Zie pla a t XV n® 167,
cn d a ar boven en onder Türf-hever.
® Zie ook TER G o uw , De Gilden, blz 67.
® A ldaar n® 2436 (1690). Twee g la sram en , elk met a ch t wapens van over-
lieden van 1690—1723, en n® 2438 (1696) groot hord versierd met wapens
on vermeldende eene liulde aan het G ild, na het dempen van h e t zoogenaamde
Biddersoproer. Zie ook ald a ar n® 2 4 3 5 , 2439—2443,
:
yH
.'