penningen, vveike men ons echter verzekerd heeft in Enk-
iiuizen dat zij aidaar te huis hehooren , weihaiven wij ze ook
onder Enkhuizen piaat XIX n° 12 hebben doen afbeelden,
te meer omdat de familienaam van een der gildebroeders
daarop genoemd, D d e g t , hoe vreemd die ook luidt, in
Enkhuizen bekend i s , en op een Schoenmakers gildepenning
dier stad ook voorkomt. De beide penningen vertoonen een
werkman, die iets op zijn hoofd draagt, een zak of vischben.
Keerzijde: in eenkabel: A r e n d D u eg t 1780, en op een
ander exemplaar J a n T je e e t z , 1780 (Verz. Ma sc h h a u p t ).
Indien zij echter te Amsterdam te huis bebooren, dan
zouden het penningen van de knechts of opsleepers, waarvan
T e r G o uw in zijn Amstelodamiana I I , 335 spreekt,
kunnen zijn.
Op een bord (volgens keur van 30 October 1708) met
stadswapen voorzien, aangeslagen aan de Vischmarkt, was
de lengte die de baars, voorn en post moest hebben, om
niet afgekeurd te worden, afgeteekend '.
Vleeschhouwersgild \ Een der oudste gilden en niet eerst
in 1502 opgericht, zooals voorgangers van W a g e n a a r
(IX blz. 76 (1) beweerden. Zie den inhoud hunner keuren
' Die Tischmaat, in palmhout g e sn e d en , wordt in d e n Cat. A r ti 1858 n" 820
aldus beschreyen: „Tot h an d v at het beeid van P e tru s {S t. Pietersgilde),
„waaronder het wapen van Amsterdam en liet ja a r ta l 1715, en de m a a t;
„Voor Voorn 6 d u ym , B a a r s 5^ duym en Post 4 \d u y m .“ ’L\o ook Cat. Tent.
Am st. n “ 2325.
® Keuren en Ordonn. van het Vleeschhouwersgild en deszelfs neeringe. Amst.
1804, 88 blz. 4“ .
aldaar IX blz. 76—78. Hun gildepenning is ons niet
voorgekomen, maar wel hun zilveren zegel, waarop een
schild bevattende een koe, een kalf en een schaap (groot
22) (40 W.) (18® eeuw) zie plaat X II 132 en de wmor-
den Vleeschhomversgildt, zijn gesneden, gedekt door het wapen
van Amsterdam; daarnevens 2 bijlen. Caí. B om 1867,
blz. 115 n° 75, Tent. Amst. 1876. Cat. n° 2330. (Inzender
de beer J. AV. W u r e b a in te Rheden) '.
Vlotschuitvoerdersgild. Het dagteekent reeds van 18 Jan.
1589. De vlotsclmiten hadden geen boord, en werden
voornamelijk gebruikt tot het vervoeren van allerlei wijnen,
houtwaren, zware vaten, marmeren en andere steenblokken
en diergelijke koopmanschappen. In 1688 werd hun aantal
op 175 gesteld. Bepalingen hen betreffende deelt Wa g e n a a r
IX blz 213—214 mede. Zie ook de ordonnantie, gedrukt
ter Stads Drukkerij in 1803, 34 blz. 4*®.
Hunne penningen zijn gewoonlijk van geel koper. De oudste
1) echter die ons is voorgekomen heeft de grootte 26 en
is van lood oftin. Voorzijde: Een vlotschuit, links gewend,
met een man er in. Keerzijde: 1642j G e r b e a n t | A n d r ie z |
DE F r i s | HP (Haring Pakkerij ? Haarlemmerpoort ?) Verz.
M a sc h h a u p t pl. XV n° 165.
2) Voorzijde: Vlotschuit, daarboven 1646. Keerzijde:
I a n ¡ P ie t e r s ] M o s t e rm a n . G. K. (21) HS pl. XXXIX (6).
^ Aid. n® 2331. Zea glazen bekers van h e t Gild, met h e t wapen en em-
bloinata. (Ger. A. Heineken).