
I i
Van de bedrijvigheid in Sluis getuigen vooral de v ijf
Pijners ' gilden, wier oudste stuk van 1345 is, zijnde:
1°. Het Onze Vroimegilde of dat der Korendragers, met een
kapel oudtijds de kapel der Pijners of arbeiders van Onzer-
Vroiiwesteeg gebeeten. In 1423 gestiebt, „renuncieerden“
de Korendragers in 1546 bunne rechten daarop. (Vaaj«%'si
blz. 19, 20, 43, 44).
2°. Het St. Jansgilde, of dat der Hoppebier drager s. St. Jan
Baptista was hun patroon.
3°. Het St. Adriaansgilde, of de arbeiders van den Sint
Jansdam, die in 1493 tegenover het recht van het klinker-
sckap met het bekken verplicht waren in persoon en met
emmers en brandladders bij brand bebulpzaam te zijn in
het blusscben daarvan. (V an D a l e Een blik, blz. 4 (1).
4°. Het St. Catharinagild der Zakkendragers. V an D al e
deelde in de Be Oude T ijd , 1870, blz. 115 (*) \ bet oudste
stuk van 1464 waarin van hen sprake was, en latere
van 1478, 1526 enz., mede, en beschreef (t. a. p. blz.
158) bun fraaien drinkboorn van minstens 1578, in 1713 door
Joos V an d e n X b e t e n „aen ’t gild van St. Cathrine “
* Arbeiders, garçons de p e in e , zegt men nog van den sjouwerman, schoen-
poetser in een logement. Zie ook V a n D a l e , Een U i k , Wz. 38 (2). De Oude
Tijd, 1870, Wz. 114 (1).
3 Aid. Wz. 114—118 en Wz. 155—159, onder den tite l ; Het Sluissche S in t
Kathelijne gilde en z ijn merkwaardige drinkhoren.
3 In Maastricht vinden wij ook op penningen S in t Catalina. Wclko doze
was onderzocbt Van Dale, Oude T ijd , 1870, Wz. 157, zijnde eene maagd
en martelaresse van Alexandrie , die omstreeks lict ja a r 310 loefdo,
vereerd, toen ter tijt E ng e l Sie r k e n s decken was."
6°. Het St. (ook in Z ie rik z e e v o o rk om en d e ),
de Breykens g e n a am d , was een Vischdragersgild als de
neeringe van de Winnebrooden, in eene acte v a n 3 Maart
1572 vermeld. Bijdr. I , blz. 374.
Waarschijnlijk waren al deze gilden met bet onderhoud van
de Steigers belast. Hoe zij te niet gingen laat zich gemakkelijk
bevroeden. Toen het Zwin opslikte werd de haven van Sluis
zoo ongenaakbaar, dat geen enkel schip de kaai en den steiger
meer kon bereiken. Het vervoer hieid op, en al de vijf gilden
der Pijners smolten spoedig in één Arbeidersgild samen.
Vermelding verdienen nog het St. Brandarisgild, waarschijnlijk
dat der Kaarsenmakers. {Naamlijst, blz. 51 (2)) en
bet St. Laurens- (?) of Scheepstimmerliedengilde, blz. 53,
alsmede het gilde der Ellsenaars, ook in Zierikzee als Elsenaars
bekend (Scboenmakersknapen), „wezende ’t gilde van
mijnheer Sint Jacob binnen de St. Janskerk te Sluis.“ Het bad
vóór 1551 „door wijlen zijnen Deken G il l e s Cla sv e s de
juweelen en kerkelijke ornamenten aan het ambacht van de
Cordewaniers ' (Schoenmakers) geexhibeerd. Den 13 Juli
1551 bood A n d r ie s A r e n d t s , Deken van laatstgemeld
gild, genoemde stukken burgemeesters en schepenen van
Sluis ter bewaring aan b
In bet begin der 17de eeuw waren in Sluis tivintig gil-
1 B ijd ra g en , V I 104. Cordewanniers, cordonniers, die in leder van Cordova
werken.
■ Zie aid. blz. 104. Sprokkelingen.