
of Iloufs- (Hols-) hloU-enmnkers en Ae. Stillegang-, d. i. mui-
len-, ook klompen-jnnfe’s behoorden. Eerst in 1551 werden
deze twee laatste beroepen (die ook het snijmes banteerden)
daarvan afgescheiden. Nog in 1766 behoorden de barbiers er
toe {!), die als proef het aderlaten moesten doen '. Haarsnijders,
Parmkenmalers en Paruikenverkoopers * mochten bun handwerk
of nering niet uitoefenen, alvorens aan het Chirur-
gijnsgild geoiferd te hebben! Gelijk bij andere gilden werden
de jaarhjksche contributien jaarzangen genoemd. De kamer
van het Chirurgijnsgild was op de St. Antoni’s Waag b
Daar prijkte vroeger T u l p ’s wereldberoemde Ontleedkimdige
les door R e m b r a n d t geschilderd (thans op het Maurits-huis
te ’s Hage te zien), en menig ander stuk “. Hun nieuwen gilde-
' W agexaak vermeldt keuren van 27 April 1497 tot 28 J a n . 1764. Zie ook
SCHELIEMA In v . 1 121, 203. W i l l i n k blz. 242. Ook nog la te r werden or gegeven
; zie PrivUegicn enz. betreffende h et ColUgmm C U ru rg k um Amstelodameme.
(Amst. 1736, 154 blz. in 9 blz. registers 4«»). Op een Chirurgijm -A lm anach
voor 1775, in p ia n o , vindt men een afbeelding van het Theatrum Anatomicum
en de nameu van den d ek en , proefmeesters, overmannen en der ia lr i;'*
C h iru rg ijn s , w ant daaronder waren ook do harbiers.
Ook IS e r , in p ia n o , eene publicatie van 27 J an . 1733. Art. 3. „Sullen ook
geen Jooden of Smousen in het gild worden g e adm itte e rt“, en in ft een stu k
van 4 blz. van 3 J an . 1799 , betrekkelijk h e t weduwenfouds der Chirurgijus.
Zie T e k G o uw , Gilden, blz. 85—86. Beklag over 'th a ir sn y d e n der p a ru i-
kenmakers in 1710, en Nav. 1876 blz. 5 9 3 ; „lloe te Amsterdam een J o o d a ls
Chirurgijn werd toegelaten.“-
» Zie de beschrijving bij W agenaar V l l l (6 9 7 - 699>.
( Zie J . B. W. T ilanus , Beschrijving der sehilderijen a fkom stig van het
Chirurgijns-gihlt. Am sterdam , F r . Mu l l e r , 1865. 8”.
penning deelt v a n O r d e n pl. II n° 3 (blz. 13-, verbeterd
blz. 43) mede;
a) Voorzijde. De Dood in een gras- en bloemveld, met
een zeis in de opgeheven rechterband, en met de linkerhand
rüstende op een zandlooper, geplaatst op een grafmonu-
ment.
Keerzijde. Wapen van Amsterdam boven een schild,
waaraan onder een doodshoofd is gehecht. Yerder een naam
R. Solcama ‘ (zie plaat I n° 7) of Mb D iR C K v a n N u u b n ,
A l b e r t u s H a g e m a n enz. (Ook in loodmet T i l l e F r e n k e l ) .
Geel koper, gegoten, groot 29. Revue 1858 p. 382—383.
b) Dezelfde voorstelling, maar de penning grooter (32)
met den naam van M A R C E L E S j G t s w y t 11776. (Zie plaat
I n° 5.) Is van lateren tijd als a).
c) Dezelfde voorstelling en even groot, maar op de keerzijde
een vaas opgevuld met bloemen en met het
jaartal 16 — 84 op een tableau voor een naam'‘ bestemd.
(Zie plaat I n° 8.) Omschrift: HORTUS MEDICUS. Door
VAN O r d e n (pl. II n° 4) blz. 13, ten onrechte aan de
' Bij W e s t iio f f n ” 4122 in zilver (32 w.) van JoHAN WUNSCH , deken van
het Cliirurgijnsgild to Amsterdam A“ 1702 en Cat. Tent. Am s t. 1876 n “ 2749
(1774) van G. Ge k r it z e n , M'. Chirurgijn; n" 2730 (1776) van A. D. H am.
Cat. n" 2812 (1731) groote gedreven zilveren overmanspenning van hot Chirurgijnsgild
ten name Aiiraham T it s in o i i , goedgunstig door den eigenaar
den hecr G. A. H e in eck en te r a fteekening (zie p la a t X I n“ 125) afgestaan.
Voorzijde. Do Dood mot zeis en z andlooper, links gewend. Keerzijde. P la tte r
vaas dan op |)laat I met bloem cn wapen , naam en ja a r ta l (groot 43).
» 1725. W illem van Campen. 1788. Hs. T u l l in g h .