
Knudeniers (1Q5), Kuipers (76), MaheJaars (82), Mandenmakers
(6), Medicijnmeesters (18), Metselaars (35), Schilders
(53), Schippers (34), Schoenlappers (58), Schoenmakers
(46) , Schoolmeesters (79), Scheepicerkers (9), Sleepers
(100), Smeden (74), St. Jansgild (172), Tapjpers (23),
Timmermans (38), [Tinnegieters onder de Vetteivariers)
Vettewariers (165), Vleeschhouwers (31), Wagenmakers
(6), Wijnkoopers (46) en Zilver- en Goudsmeden (38).
Air. L a n t sh e e r z e g t , blz. 331, en daarmede b e s lu iten w i j :
„Na de resolutie van 1795 werden eerst de Ouddekens
„vervangen door een Committe, later Departement tot de
„zaken der gilden. In 1798 werden, bij art. 53 der consti-
„tutie, de gilden afgescbaft; ter vervanging van de Over-
„ dekens en Dekens werd benoemd eene Commissie van toe-
,,voorzigt over de neeringen, amhachten en fahrieken, en wer-
,,den Commissarissen voor sommige ambachten aangesteld“ '.
1 A rt. 53 werd ten uitvoer gelegdbij publicatie van b e t U itvoerend Bewind
van 14 October 1798. (Zie Keuren van ’s Gravenhage I I blz. 303. In den
Inventaris Y isv l ie t van h e t Z. Gen. vindt men blz. 5—7 eene Verzameling
van S tu k k en betrekkelijk de tverkzaamlieden van den Staatsraad des konings van
H o lla n d , ten aanzien der gilden o f corporatien, die d ew e tv a n ^O Jem. 1808
decorporatien { o f gilden) voorafgingen. zegt Mr. J . Y a n d e P o l l ,
was eene proeve om de oude gilden te h e rs te lle n , voor zooverre deze eene
voordeelige zijde h adden.“ In 1812 g a f Napoleon den genadcslag aan de g ilden
e n , zooals A lb erd in g k Th ijm t. a. p. Kuipersgild h\z. 31 z eg t, do Kon.
Besluiten van 14 April 1815, 26 J u li 1820 en 18 Mei 1827 zongen verder
h e t requiem over h e t corporatie-wezen. Tusschen 1798—1804 waren 10 onder-
scheidene algemeene verordeningen over de corporation gemaakt. Zie Mr. H.
AY. T ydeman, Verhandeling, blz. 9. Noot (*).
V L I S S IN G E N .
De gildepenningen van ALissingen bebooren tot de best
uitgevoerden, die wij te voorscbijn kunnen brengen. Lven-
wel is dit niet met alien het geval. Zij zijn van de gildepenningen
der andere steden gemakkelijk te onderkennen,
omdat zij vrij algemeen ' het wapen van Vlissingen, de
antieke flesch *, die de overlevering zegt dat Sinte Wille-
brord aldaar achterliet, vertoonen.
. D a ar waar men hn de flesch en de hurcht m is t, is liet sorawijlen moeielijk
aan Middelburg of aan Vlissingen öf aan Zierikzee een penning toe te
wijzen. Zie boven Middelburg, en beneden Zie r ik ze e , Kuiperspenning 1738.
2 H e t wapen is van keel met een antieke flesch met twee ooren van zilver. In
de Zel. III. I l l blz. 535, worden de afbeeldingen van de drie flessohen vermeld,
die v ro e g e r, zoo lezen wij a ld a a r , op h e t Stadhuis te Vlissingen bewaard
werden. De derde zilveren is d a ar evenwel nog te zien. De eerste
was van leder „niet onaardig geschilderd of verlakt op eenen zwarten g ro n d ,
verscheidene bloemen en dieren zeer levendig in k ieu ren “ uitdrukkende. Bc-
halve de' bloemen en dieren zag men er Orpheus, de citor bespelende , op.