
120, beschrevene zijn Brandspuitpenningen '. Wij meenen
echter daarvoor eene reden te iiebben gevonden, die wij
wiiien mededeeien. De giidepenningen waren toch presentie-
penningeii bij vergadering van het giid en bij de begrafenissen
der giideieden. Nu geschiedden in Leiden in 1614
de begrafenissen door de buren van de toenmaiige 77, zegge
zeven en zeventig gebugrten, die deze stad vóór de uitiegging,
biijkens de iijst opgemaakt door J a n Y a n H out
en te vinden bij Or d e r s (1® druk biz. 46—51 en 2® druk
65—71), bezat *. Wij iezen bij Or d e r s (1614), „dat over
eick van voornoemde Ghebuyrten bij die van de Gherecht
is gestelt een Heer *, die beneffens zijne Raden bij die van
de Ghebuyrten en daartoe vercoren sijnde, gesamentiieken
sorghe dragen, dat de Ghebuyrten in goede eenicbeyt ende
eendracbt te samen moghen wonen ende ieven, de Dooden
eerlicken ter aerden gebracht werden enz.“ De begrafenis-
penningen konden dus desnoods wegvaiien wanneer de gii-
1 d) N" 159. Bij Van Loon I I I blz. 115, op goud gesneden aan de vier
Burgemeesters als opperhoofden der brandspuiten gegeven.
b) De gewone brandspuitpenning. Voorzijde: Wapen van L e iden, waaronder
een compartimentje, betzij oningevuld of met de gegraveerde letters W &
A of N ® .... (Zie Leiden pl. 2 of pl. X L V II I n° 8.) Kee rzijde : B ra n d sp u it %nz.
n® geel koper (groot 21).
c) Voorzijde — b , ma a r met W A op de Keerzijde in p la a ts der spuit.
Zie pl. 2 of pl. X L V II I n® 7.
® In 1641 waren hier nog 66 bijgevoegd, samen 143. Oe lbk s (1641),
blz. 71—72.
® Zie het
den niet (zooais in bet naburig ’s Gravenhage) hunne giideieden
begroeven, hoewei ook daar de gemeente in buurten
verdeeid was, die eigene buurtpenningen hadden. Die buurtpenningen
(weiiicht rempia^anten der begrafenis-gildepennin-
gen) troffen wij ook in Leiden aan , en omdat zij zeer zeid-
zaam en aithans twee er van nog nimmer goed geciassi-
ficeerd zijn, deeien wij dezen hier mede;
1) Den eerste troffen wij aan in den Cat. W e sth o f f
(1848), onder n° 708 ingeschreven op het jaar 1584; „Gegrav.
Buurtpenning, gedragen door den hode van de Bon
of Buurt genoemd de Maren te Leyden ten tijde dat graaf
Maurits aldaar zijne Studien volbracht.TMsei (54 wichtjes).
Bevue 1859 p. 120 en Cat. Arti 1858 n® 161 ais Buurt-
penning van de Mare te Leiden, ingezonden door Mr. K.
J. L. C. K n e p p e l h o ü t Y a n S t e r k e n b u r g te Leiden, thans
te Utrecht of te Driebergen op den huize Sterkenburg
wonende, en ons weiwiiiend ter afteekening afgestaan.
Het is een groote ruitvormige gegraveerde ziiveren penning,
met oog en ring boven en oog beneden. Voorzijde: ln een ru it,
de gracbt van de Maaren te Leiden, omzoomd met 9 buizen aan
weerszijden: in de gracht een roeiscbuitje met den roeier. Omschrift
tusschen een iijnenrand: D ie BVEBEN op d ie Ma r e n .
' B o n of Quartier, zegt Oklers blz. 42. Aldaar N® 11 — 12 — 13 — 14 — 15
Marendorp Bienside; Wesimarendorp L a n ts id e ; Oostmarendorp L a n ts id e ;
Overmaren Bienside en Overmaren Lantside. Onder de buurten is n® 49 ,
„begint aan de cleyne Maren b ru g g e , begrijponde beyde de syden, van de
„Maren tot de Vost toe.