
De Fortum (een gewmon molenaars symbool, b. v. op molens
te Haarlem en Leeinvarden) houdende een uitgespannen
zeil en staande op een bol in een zeescbelp, drijvende op
een kalme zee. Omschrift: Virtvte et constantia, zoo als
die voorkomt bij v a n L oon , Ned. Histp. I blz. 96, keerzijde.
De voorzijde van dien penning is echter wmggeslepen en
vervangen door de gestempelde afbeelding van een molen
in het midden en de gegraveerde inscriptie: Is vereert aan
H e n d e r ic k I a n s e n op den 2 Ivlivs 1643. Waar die
penning gemaakt is, waarvoor hij tot belooning gestrekt
heeft, is te vergeefs gevraagd. Zie ook Revue 1874 p. 18
n® 12.
Kramers, Zie groot- en kleinkramers.
Kuipers-en W ijn v e rla te r sg ildYroeger vereenigd met het
St. Flogen- of Goudsmidsgild, werd bet den 16 December 1542
daarvan gescbeiden. Zij hadden toen een altaar in de Oude
Kerk „aan den zoeten naam J esu s gewijd, (vergelijkLeeuwarden),
maar in 1567 waren zij de Hervorming genegen. Hun
hoofdkeur van 1601 * w'erd later door vele anderen gevolgd,
waarvan W a g e n a a r ( IX blz. 195—196) den hoofdinhoud
' Ordonnantie van het Kiiypers- en Wijnverlaters yild. Am s t. 1119, 51 hlz.
4«». L a te r van 27 J an . 1784, 25 J an . 1786 , 31 J a n . 1788 , 6 blz. 4«>. Hun gilde-
huis in de Barndesteeg is omstreeks 1866 verdwenen. T e e Gouw , Gilden blz. 67.
- Navorscher 1872 blz. 227 — 228. Deze p rijk t met dit schandmerk op bet
voorboofd, „dat de disorder en de ongeregeltbeyt onder de gildebroeders de
„Heeren gonoopt badden ordre daerinne to stellen.“ Zij badden een roode
gildevaan met den grooten zilveren „baarse“ of kuipersbijl beladen. T er
G o uw , De Gilden blz. 4 0 , en Amstelodamiana I , 83.
mededeelt. Zeer belangrijk is eene monographie van den heer
Jos. A l b . A l b e r d in g k T h i jm , Het Amsterdamsche Kui-
persgild onder het motto A l metier haersen (baars = kui-
pershamer) in 1863 in den Volks Almanak voor Nederlandsche
Katholieken voor 1864 geplaatst. Zie de Revue 1874 p.
148 ‘.
Uit de voorstelling op een snijraam van bet Kuipers-
gildehuis te Amsterdam in de Barndesteeg (afgebeeld in
genoemd werkje) blijkt, dat S in t M a t t h i j s hun patroon
was. Op een tweede plaatje t. a. p. vindt men onder n°
5 de glazen gildebokaal afgebeeld, waarop het kuipers-
bedrijf, de lens ’t welvaren der kuiperij en het devies
(uit J AN L u y k e n genomen) :
„Zo ’t niet en sluijt\ het lekt er uijt,
gegraveerd zijn.
Talrijk zijn de Amsterdamsche Kuipersgildepenningen, en
doordien zij alien gegraveerd zijn, verscbillen zij meestal.
Oewoonlijk zijn zij van geel koper, soms van zilver. Zie
bier eenige stukken:
1) Voorzijde: De Kuipers dissel en baarse, in een lau-
werkrans.
’ T h i jm , Cat. Tent. 1876 te Amsterdam n" 525* 17“» eeuw. Zilveren zegel-
stempel der familie T h ijm (of Tijm) gelijk do naneven van den R a ad en
Scbepen CORNELis E r a n s s e n (1570—1 5 7 4 ), met terzijdestelUng van h e t vaderlijke
w a p e n , zieh genoemd hebben. Gevierendeeld : I T h ijm ; I I H e n d r ix s e n
(Scbepen 1379—1399). (Burgemeester 1390—1397). I l l A u w e l s . (Schep.,
B u rg ., Schout enz. 1486—1519); IV O t i e r (S ch ep ., Bürgern, enz. 1507—1545).
Eigendom van den genoemden kundigen nazaat.