
een Overman en 2 Dekens. Intreegeld f 25.— : f 6.— :
f 3.—. De proef was een roer met 3 haken en drie vinger-
lingen aan den steven, een sluitplank van 25 voeten lang,
voorin de boeg van een Smalschip, Carveel of Damlooper.
Alle gildebroeders van het Schippersgild te Gouda, Schuiten-
en Kleivoerders moesten bunne scbepen, booten c. a. in
Gouda laten maken; op poene dat de Kleivoerders de
Nieuwe Sluis niet en zullen mögen passeren, en daaren-
boven nog f 100.— boete voor ieder nieuw schip, schuit
of boot en voor iedere reparatie f 2 o .— :! Ook bet verruilen
voor andere scbepen buiten stads vrij dom gemaakt, werd
met f 100.— boete „ende privatie van bun gilde“ gestraft.
Den 28 Mei 1696 {Keuren blz. 215) werd deze laatste
bepaling wat verzacbt. ,
KoeJcbakkersgild. Gildebrief van 6 Juli 1677 {Keuren,
blz. 141—143, Ampliaties, blz. 143—147). De proef was:
in een op beboorlijke bitte gestockten oven te bakken,
een scboot lang Benist, (elders Mennistenkoeken, Knip-
pelkoek, behoorlijk „met kruit bestrooit“) in lagen van 6 ,5 ,
4 en 3 stuivers met sucade, ende nog op zijn bebooren,
twee maal op eene bette (bitte) te schieten twee scboot
Vastertjes. Zij hadden een Hoofdman en twee Dekens (29
November 1678). „De Vendeloos (als koopwaar) gebakken
Koek moest wegen een pont min twee loot, en de Ponte-
(elders Wens) of Brokkoek een pont kleiner of grooter
„naar advenant“ blz. 143. Eene begrafenis met
RouM'mantels kostte f 6.— , met korte f 5.—.
In 1500 bestonden te Gouda nog de voigende bedrijven
of middelen van bestaan, later grootendeels in gilden opgenomen;
Belters- of Bontiverkers, Kistenmakers, Zagers,
Stillegang- of Muilenmakers, Ketelboeters, Haanveefsters,
Borduurwerkers, Busschers, Opperlieden, Delvers en Bol-
werkers, Stroodekkers, Bleekers, Lantarenmakers, Koperslagers,
Barbiers, Lijmzieders aan den Cingel, Koppen-
draaiers en Zwaardvegers
Onder de Gildebrieven opgenomen in de Keuren (uitgave
van 1713) komen nog voor het Amsterdamsche- en het
Leidsche Schuitenvoerdersgild; blz. 1—12. Gildebrief van
31 Decb. 1629. Ampliaties blz. 12—15. Zij badden 4 Overlieden.
Over hunne „rebelligheid“ jegens de passanten
(Art. 3) wordt geklaagd, en hun getal van 33 gereduceerd
op 24, en deze 24 verplicht de 9 oudsten afgezetten te
onderhouden *. Met Taerlingen werd om alle vrachten bij
dage op Leiden vallende geworpen (Art. 13). De schuiten
moesten bekwame dichte tenten bebben, en men mocbt de
luyden niet zetten op eenige pakken, zakken ofte lakenen,
maar op goed en bekwaam droog stroo, dat niet en stinkt!
enz. De vracht tot Amsterdam was 10 stuivers. De markt-
schuit voer Zaturdags naoht om 10 nur af en ging terug
’s maandags ’s middags om 12 nur. Een schuit voor 15
^ De bedrijven in 1808 met h e t a an ta l in ieder bedrijf of beroep worden
by De L ange I I blz. 341—3 4 3 , opgeteld.
" Hier onder „den Ouden Vroeggroot, Gerrit mijn L ie f, Jonge Crijn ende
Crijn t Varhen A rt. 9. (Zeker bijnamen!)