V&amhachtsgilden zieh in de zoodanigen, waarin
men meestal slechts naar volbrachte proef met consent der
gildebroeders werd opgenomen, en dezulken, waarin
men door de Regeering benoemd werd. Tot de eersten
behoorden b. v. het Timmerliedengild; tot de tweeden
b. V. het Zakkendragersgild.
De gilden hadden dikwijls hunne altar en ge wij d aan
hunne beschermheiligen, en al haalde de beeldenstorm de
beeiden der patroons omver en vaagde de Hervorming in
1578 de altaren weg, St. bleef b. v. de patroon van
het Amsterdamsche Timmerliedengild, althans op hunne
gildepenningen tot in de 19® eeuw; ook de feestmaaltijden
hieven op den dag van den patroon lang in stand '.
Naarmate de gilden zieh splitsten, kwamen er meer
gildekeuren en vermeerderden zieh de ampliaties en inter-
pretaties daarvan; want iedere splitsing gaf aanleiding tot
twisten der deelen van het oude gilde onderling, door
naijver op het behouden van hun geprivilegieerd terrein.
Bij die strijden moest de Regeering zeer dikwijls tusschen
beide komen.
Eene generale ordonnantie voor de gilden van 1749 en
een generaal regiement voor al de Amsterdamsche gilden
verscheen in 1787. Het arcJdef van Amsterdam,
■ Zoo werd de Omgang der Gilden der Leprozen op Koppermaandag to
Amsterdam nog in 1633 door A. van N ieüwland geschilderd on la te r in
p la a t g e b ra ch t; herbaald voor h e t derde deel van Aemstels Oudheid. Zie
aid. I I I blz. 33 en de Navorscher XXV. blz. 249.
beschreven door den Archivaris Dr. P. S c h e l t e m a , Amst.
1 8 6 2 , bevat in het zevende gedeelte, blz. 3 3—3 4 , eene
opgave der gildeboeken in het archief voorhanden. „Zij
„zijn (zoo lezen wij aldaar blz. 3 3 ) zeer onvolledig, dewijl
„na het koninklijk besluit van 1 8 2 0 aangaande de liqui-
„datie van de overgehleven bezittingen der voormalige
„gilden en het verder gebruik van deze, de boeken, pa-
„pieren en aanteekeningen der gilden wel ter dispositie
„van het plaatselijk bestuur zijn gesteld, maar de commis-
„sarissen tot het beheer der goederen voortdurend die
„boeken onder zieh hebben gehouden, welke zij voor de
„administratie der nog loopende zaken noodig achtten.“
Van slechts 3 1 der door W a g e n a a r (f®), I I 4 3 1—4 7 6 ,
vermelde 5 1 gilden zijn de boeken gedeeltelijk aan het
gemeentebestuur afgegeven en naar het archief overgebracht.
De nominatien en rekwesten der Overlieden, 1 7 2 4— 1 7 9 5 ,
zijn nog in het archief voorhanden, alsmede andere stukken
in den Inventaris vermeld. Wij zullen die in de kant-
teekeningen op ieder gild vermelden.
Gildepenningen (zie blz. 7 0 en 7 1 ) zijn op het Archief
niet aanwezig; alleen het draagteeken der Vischdragers bij
VAN O r d e n , pl. X afgebeeld.
De beschrijving der talrijke gildepenningen van Amsterdam
wordt door de afbeeldingen toegelicht en voor oogen
gesteld.
Op zeer enkele uitzonderingen na kunnen echter de
Amsterdamsche gildepenningen niet op schoonheid roemen