
(IX blz. 116—118), dat zij met de turf- en waagdragers, de
korenmeters en korenzetters bijzonderlijk in zijnen tijd
(1766) gehouden waren de brandspuiten waar te nemen,
waartegen de overlieden en gildeknechts, sedert 1674, vrij
van de Burgerwacht verklaard zijn.
De bierdragers verwerkten de wijnen, brandewijnen,
azijn en bieren, volgens een aantal keuren. Zij mochten
geen werk op straat aannemen , maar moesten dit aan hunne
huisjes (zie W a g e n a a r YII blz. 103) komen halen, welk
openen en sluiten door twee zoogenoemde Vaders van de
bierdragers geschiedde. Zij waren (in 1766) ten getale van
176, met 34 noodbulpen '. Zij mochten met geen onvrije
luyden, Basjanders genaamd, werken; hadden hun Comptoir
in de Kromme-elleboogs- of Roo-leeuwe-steeg aan den
Dam enz. (W a g e n a a r IX blz. 115—118.)
Y a n O r d e n deelt een bierdragers-gildepenning mede,
pl. I l l (7); zie onze pl. II n° 16.
De Voorzijde, zegt bij , vertoont een vrouwebeeld ^, met in
de eene hand een tak hoppe en in de andere een schild, waarop
eene draagberrie (door sommigen verkeerdelijk voor bet
wapen van Delft aangezien) van zilver met een paal van sabel.
Omschrift: P e n n i n g e n v a n t b i e r d r a g e r s g i l t 1665.
* In 1706 met 52 noodhulpen; h e t gebruik van hier was door d a t van
koffij en thee in 1766 reeds zeer afgcnomeu. Wagenaar IX blz. 119—120.
" Wij zien daarin de lAeve V r o u w , in wier k e rk (nu de Nieuwe k erk ) z ij,
blijkens een k e u r van 31 Mei 1475 , een dienst bekostigden. W agenaar
IX blz. 116.
Keerzijde: Twee mannen, links gewend, die aan een
zeel of befboom ' een vat dragen. In de afsnede: G i l l e s
v a n |E e , B a r e n t B u t i n k of J o o s t R e n s H o v e n 1665,
Gat. Tent. n° 2374 (M a s c h h a u p t ) . Greelkoper, geg. groot
(25), Bevue 1858 p. 386—387. Zoowel op den penning
bij VAN O r d e n pl. III (7) als op dien van pl. IV (8)
loopen de dragers naar de linkerzijde, maar er is ook een
geel koperen gegraveerde penning, groot 24 (Verz. M a s c h h
a u p t ) , waarin de bierdragers rechts voortgaan en waarvan
de keerzijde bevat:
( X • 0 ■
56 j- Zie plaat X III n. 134.
1666 '
Het Groot Binnen- en Buitenlands Vaarders gild in 1766*.
W a g e n a a r IX bl. 139, 140 zegt: ,,’t Blijkt uit twee
„overeenkomsten, de eerste van den 2'^®’! en de andere van
„den 6'i®“ Jan. 1473, dat er vöör dien tijd twee gilden
„van Buitenlandsvaarders te Amsterdam geweest waren,
* E r zijn nog groote knoopen der bierdragers met h e t zeel er op geborduurd.
Deze -werden op den hoed gedrageu (V o u te , Cat. No. 1433. Ook in Verz.
M a s c h h a u p t) . Dit bierdragerssymbool is ook eens op een zilveren vergulden
noodmunt van Middelburg (v a n L o o n I 159 (4) van 1572 aan de keerzijde
gegraveerd (Cat. Tent. Am st. 1876 No. 2372. Verz. M a s c h h a u p t) . Afgebeeld
op onze pla a t X I I I (133). Twee kruiselings geplaatste z ee len , een daar-
aanhangend b ie rv a t, en daarboven een p a ar hoppetakjes zijn daarop in een
Schild v e rv a t, gesneden , te zien.
^ Hunne k eu ren en ordonnantien zijn g ed ru k t bij P. H. D r o n s b e r g
(in 1794 (!)) 148 bl. 4“ , maar loopen tot 1803.