
den, door het wapen van Gouda ‘. Op het schild ziet
men een naar de rechter zijde gewenden zakkendrager met
een zak koren op den n ek , in het kostuum der 1 eeinv.
Hij staat onder de kroon. Beneden zijne voeten leest men:
Ouerlmj: Hendrick Bingen, Teunis Jansen, Cornelis
Woutsz, Wijnant Sijuers.
Deeckens: Hendrick Goosensz, Davidt MicJiielsz, Leendert
Leendersz, Laurens Danielsz Anno 1668. Zie plaat XL n® 5.
h) Een dergelijk schild, in vorm, grootte en opschrift
geheel overeenkomende met het reeds beschrevene (uitgezonderd
dat de zakkendrager naar de linker zijde is gewend),
en dat de geopende zak turven vertoont en veel grooter
is dan de andere. Zie plaat XL no 6. Aan dit schild is aan
de achterzijde een korte ketting aanwezig. —■ Deze beide
scbilden {a—h) werden op de pelle of bet lijkkleed gehecht.
c) Is een kleiner schild of blasoen van een langen ketting
voorzien, waaraan bet door den Bode of Gildeknaap
of Knecht, die de begrafenis voorafging, werd gedragen,
hoog 0,20, breed 0,15 meter. Het beeft denzelfden arabesken
rand als a—b , maar bij den rechts gewenden zakkendrager
is nog de 8t. Joost Kapel afgebeeld. Deze werd na
de Beformatie tot Aada-turfschuur gebruikt en gaf daardoor
het gild den naam van St. Joost Gild. In 1681 ging
' Van keel met een paal van z ilv e r, geevend van zes sterren van goud.
Zie bij De L ange Van W ijn o a a k d en t. a. p. I I blz. 119—124 het tiendo
hoofddeel, g e tite ld : „Het Stads Wapen“ , m e t \ \ j i pla ten met zegels dor s ta d ,
van 1391, 1451, 1475, 1490 on 1542.
deze kapel over aan de Lutherschen, die ze nog in bezit
hebben. Vóór de restauratie was deze kapel nog in denzelfden
staat als zij op het blazoen voorkomt *. In een
compartiment onder het schild leest men :
Godt is de bm p , en troost ] vooH Gilde \ van St. Joost.
Zie Gouda, plaat 3(7) plaat XL n° 7.
In 1500 waren in Gouda nog de volgende middelen van
bestaan: Zouimans (Zoutzieders), Huidenvetters (Looijers),
Hoeders (of Hoedenmakers), Steenplaatsers. (Zie D e L a ng e
I I , blz. 423—425 „de Steenbakkerijen aan den Goudschen
IJssel) \ Ballenmakers, Handschoenmakers , Stratenmakers,
Kammenmakers en Uutreders (van lakens). In 1364 waren
deze Uutrederijen reeds in bloei. In 1614 begonnen zij
te vervallen. In 1644 hadden zij nog Stempels. Hun bestuur
bestond uit een Generaal, 3 Souvereinen, 2 Superintendenten,
3 Gouverneurs, 6 Warandeurs, 2 Provisona-
rissen, 1 Perser, 1 Voider, 1 Knaap en 1 Bailly. (D b L a ng e
V. W. I I , blz. 364—368).
De Keuren bevatten (blz. 164—165) de in eens door-
loopende niet in artikelen gesplitste ordonnantie voor bet
belangrijk Laeckenbereyders- ofte Laecken-Drappiers Gilde
van 22 Juli 1638. De proef was bet scheeren van een
goed Mantellaken en een „Huyck Laken of drie eilen,
’ Alweder oen der vele bewijzen, hoe goed h e t is afbeeldingen te beware
n , al komen zij slechts op m u n ten , p en n in g en , hlazoenen voor.
■ Van de Steen(plateel?)bakkers zijn nog een a an tal schoorsteentegels van
hot j a a r 1605 in het Stodelijk Museum.