
nakoming der keuren, veroordeelden de nalatigen en moedwil-
ligen, onder hooger beroep op de Regeering, alles in hunne
gewone, meestal wekelijksche vergaderingen. Voor de jaarlijk-
sche Overheidskeuze werd het geheele gild te zamen geroepen.
Hunne emolumenten waren oudtijds vrije vertering, en
jaarlijks een goede maaltijd; maar na ‘ de omwenteling
van 1748 in Amsterdam, bij genoegzaam alle gilden
eene belooning in geld, uit de gildekas genomen.
Doorgaans was de jongstaangekomen gildebroeder als
Benjamin de gildehmcht, die in het gildehuis als kastelein
met den gildehond woonde (Ter Gouw , de Gilden blz.
28). Hij was belast met het aanzeggen der begrafenissen,
het innen der boeten en den dienst bij de vergadering.
Doch na 1748 vooral werd hij soms rijkelijk beloond uit
de gildekas, die gevoed werd door de inschrijvings- en
entreegelden, contributien, boeten en renten. Hoe rijker
een gild was, hoe meer zilveren schotels, henspotten,
kannen en bekers, gildeschilderstukken, kerkglazen ’ , en
hoe kostbaarder maaltijden en drinkgelagen. Het maken
of veränderen der gildewetten, het oprichten, splitsen of
zamenvoegen van gilden, was de taak der Overheid.
In Amsterdam hadden de gilden geen invloed op het Staats-
* Ook reeds in 1578 (21 J u n i) zonder govolg op den duur. Zio T e r Gouw
Amstelodamiana I I 343. (*)
= Achttien geschilderde vensters werden door do gilden aan de Zuiderkerk
te Amsterdam g egeven, „daer sij met h a ir handswerk zijn u itgebeeld“, zegt
Me lch io r F okkens in 1662. T er Go ü w , Amstelodamiana I I blz. 874.
bestuur, zoo als b. v. in Nijmegen, Arnhem en Utrecht >.
W a g e n a a r merkt (IX blz. 6 6 ) terecht op, dat ook in
Amsterdam de gilden zieh in ivereldlijke en geestelijke
splitsten. Tot de laatsten, die buiten ons bestek veilen,
behoorden de St. Jacohi Broederschap, het Kruisgilde,
het hieven Vrouwegilde, het Sacramentsgilde en het
Maagdengilde \ De anderen noemt hij „Genootschappen
„van koopluiden of handwerksluiden, welker oorsprong
„hier te lande niet vöör de 13® eeuw schijnt geplaatst te
„kunnen worden.“
Het oudste was voorzeker dat van St. Pieter of der
Visschers, die zieh in de 12® en 13® eeuw aan den uitloop
van den Amstel en het I J nederzetten h
Dat der Coomans of handelaars kon zieh vormen nadat
de binnenlandsche Amsterdamsche handel zieh door tolvrij-
heden (27 October 1275) in het gebied van Graaf Floris,
( W a g e n a a r I I t. a. p. blz. 1 8 )“, in Waterland in 1350
(c. t. a. p. II hlz. 135), van dien van Wassenaar (1360)
1 Zie beneden op deze s ted en , en t e r G o u w , De Gilden blz. 31. In Holland
w as dit sedert 23 Maart 1581 h e t geval. Toen werd besloten, „dat voortaan
„geen steden over ’s Gemeenen Landszaken ra ad p leg en zouden met eenige gil-
„den of an d eren , gelijk door sommigen voorbeen wel geschied w as.“
2 Soms droeg en h e t ambachts en h e t geestelijk gild dezelfde b e n am in g , b. v.
h e t S t. Nicolaas gild in A rn h em ; hetwelk wel eens verwarring geeft.
^ W a g e n a a r I blz 19. Dr. P . S c h e l t e m a , De Amsterdamsche Visscherij
{Aemstels Oudheid) V I blz. 205—222. J . t e r G o u w , S t. Dieter e n d e Visch-
m a rh t {Amstelodamiana) I I blz, 322—349.
Zie Dr. P . S c h e l t e m a , In v en ta ris van het Amsterdamsche A rch ie f. Amst.
1870 I blz. 1 en de a ld a ar aangehaalde s tukken.