
I m !'i:
ri' M
Over de Brouwers, die geen gild hadden, zie Keuren I ,
134. Over de Chirurgijns aid. I , 151, 152; 11, 79, D e
R iem e r 1, 604 en T im a r e t e n 11, 305—309. Opzettelijk
is het Collegium Chirurgicum en Theatrum anatomicum, als
vervolg op het XX®*® Hoofdstuk van D e R iem e r ’s werk,
beliandeld in de Mededeelingen, Deel I , blz. 43—49. Het
ovale zegel der voormalige Cosmi- en Damiani Gilden of
Heelkunstige Confrérie (afgedrukt t. a. p. blz. 49) stelt
St. Sebastiaan als martelaar voor, met het omschrift : sh a a g -
SCHE H E E L I KONST C O N F R E R IJE . Zie ’s Grravenbage plaat 5
n° 22 pl. XLYI.
Het Adams- of Tuinmans- en Fruitverkoopersgilde had
een gildebord in de Groote Kerk (1706), bij D e R iem e r
I , blz. 300 en T im a r e t e n I I , blz. 138, 139 te lezen.
Over de Goud- en Zilversmeden {St. Eloys Gilde) zie
D e R iem e r I I , 287; Keuren 11, 39. In het Kon. Penningkabinet
in ’s Gravenhage bevindt zich hun zeer ruwen, looden,
gegoten penning, waarop nagenoeg dezelfde beker
voorkomt als die men nog zien kan voor het Essay-buis
op het Binnenhof.
Voorzijde: De beker met deksel, omringd door goudsmeden-
werktuigen (tang, bamer, smeltkroes, aambeeld, enz.) en eene
draperie waaraan penningen hangen. Daarboven A“ 1651.
Keerzijde in een krans;
G o u t I Sm it s | G il d e ]
H a a g h e ] N ° (2 5 ).
(Groot 31). Zie ’s Gravenhage plaat 4 n° 16 pl. XLV.
Over de Grutters (zonder gilde, zM KeurenH, 93). Over
de Herbergiers (Keuren I , 334) van de laatsten behoorende
tot het St. Christoffels-oi Tappersgilde, (bestaande in 1739
uit Grossiers, Herbergiers, Taverniers, Wijn- en Brande-
wijnverkoopers) is ons geen penning bekend. Merkwaardig
is die van het St. Jacobs- of Hoedenmakersgild. Deze geelkoperen
gestempelde penning (afgebeeld ’s Gravenhage pl. 1
of pl. XLII n° 2) stelt voor:
Voorzijde: St. Jacob van Compostella, staande, links
gewend met zijn pelgrimsstaf en daaraan vastgebechte
kruik, gedekt met een hoed of muts en mantel, waaraan
St. Jacobs-scbelpen zijn gehecbt. (1) In het veld, ter zijden
van hem 16 — 53. Omschrift:
■ S (IN T ) • J a COP • M E T , V • SCHELFEN •
G o d t • w i l t • o n s • h e l f e n .
Keerzijde: In het veld, omgeven door een geparelden
cirkel:
W. VGROEX. V{eken)
‘ De zeeschelpen, waarmedo liet sclioudermanteltje {pelerine van pelerin)
bedekt is , zinspelen op zijue zeereis en worden n a a r bem St. Jacobsschelpen
genoemd ; volgens J . Y. L e n n e p c. s . üiCliangteekens I I blz. 108. Soms wordt St.
Jacob in een scbelp geplaatst. Zoo ziet m en bem in de H oogstraat t e ’s G ravenhage
in een huisgevel met h e t onderschrift St. J a o o p . Dit huis was reeds in
1597 bekend cn vermoedelijk het gildehuis der lioedemnakers, die St. Jacob
to t hu n patroon hadden gekozen, omdat oudtijds de hoed alleen werd opge-
zet als men op reis ging en de pelgrim met zijn grooten hoed hun ju ist voegde,
J , v. L e n n e p t. a. p. In Friesland is d a t nog bij boeven h e t g ev al, hijzonder
bij begrafenissen, wanneer in Oost Dongeradeel b. v. wel eens hoeden met
rouwfloers er om door arbeiders van gelijken stand van anderen gehuurd worden.
17