
Een der fraaist bewerkte gildepenningen, dien wij kennen,
is die, welke in de Zel. III. blz. 328 en in de Cat. blz. Ü
u° 356 aan de W/ioo/wesfers wordt toegekend, wier scAoon-
scknjvei-skunst in die dagen, en nog later, hoog beroemd was '.
Foor2ÿV/e ; Een koningskrooii, doorstoken door tweepennen,
die twee baronnenkronen of hoeden dragen , en die door tivee
hei'togelijke kronen of hoeden gaan. Daarombeen vier linten,
die met de hertogelijke kronen bet volgende opschrift dragen :
Vi|vE la! Plu!me * (Leve de pen !)
Keerzijde: Peniietrekken en krullen , sierlijk door elkander
gehaald. Anno 1628. Beneden 29, gegraveerd.
Geel koper gegoten: (groot 28), fraai gesneden. Zie Middelburg,
plaat 7 , of pl. LXVII (37). Deze penning komt
ook voor met een gegraveerde draagbaar, op de keerzijde
in de afsnede en n° 2. (Verz. F . H. M a s c h h a u p t ). (Verslag
Zeeuwsch Gen. 1863 blz. 13 (n° 7), Avaar men moet lezen
1628, Revue 1874 p. 55 n® 157.
Schrijmverhers en Stoeldraaiers. De eerste ordonnantie
voor Deken, Beleeders en het gemeene gezelsebap van het
Schrijmverhers- en Stoeldraaiers- ambacht is van 14 Augustus
1494 {Inv. n° 679). Inhoud blz. 181.
d a arvan J a n van D o r th , Deh en ; Fransoys Versteylen, Oudendeken. Links:
J a n van der Me ije r, Cornelis Janssen Beleeders.
‘ Zie de Catalogue d'une collection pre'cieuse de calligraphie, im p rim ée , gravée
et manuscrite etc. Amsterdam , Fredekik Müller, 1873, en beneden Utrecht.
Dit dovies s ta a t ook bij h e t p o rtre t van den Enkhuizer schoonschrijvcr
Corn. Theod. Boissens van 1605. Zie Nav. XX. blz. 567, on Fr. Müller
t. a. p. blz. 4 n® 18.
In 1504 (24 October, Inv. n° 913 blz. 245) werd het
aan het Schrijnwerkers-ambacht verboden , bij de kaars te
werken vóór vijf uur des morgens en na acht uur des
avonds, „ten ware er eenig werk over zee moest en er
een günstige wind Avoei. “ Den 9 Maart 1520/1 ontvingen
Deken, Beleeders en Gouverneurs (vergelijk Maastricht) van
het Schrijnwerkers-ambacht eene nieuwe ordonnantie Inv.
n°1182 (Inhoud blz. 45—46). In deze ordonnantie wordt
bepaald, dat een meester niet meer dan twee knechts en
één snijder mag houden. "Waarschijnlijk worden daarmede
de antielcsnijders bedoeld. En het St. Lucas- en bet Schrijn-
wer her sgilde meenden, dat deze kunstenaars bij bun gild
behoorden. De wet en raad bepaalde in 1550/51 (26 Jan u a ri,
Inv. n° 2076 blz. 324), „dat zij, die eenig werk maken
tot versiering van ledikanten, trezoren, pijzels en dergelijken
, zullen hehooren tot de Schrijnwerkers, en dat degenen,
die beeiden maken grooter dan één voet, zullen zijn
in het gilde van St. Lucas."
In bet HS. vindt men hun privilegie op nieuws verschre-
ven in den jare 1728, toen Begenten waren van het gild
de heer Ml Johan Constantijn Matthias, Overdeken, Jan
Van Es, regeerende Deken, Jan De Timmerman, Oudedeken,
Isaacq Bartholomeus, Beleeder, en Jacoh Gijze Knape. Het
stuk-zelf (22 Artikelen) is van 22 Septb. 1595 met ampliaties
van 14 Aug. 1598, 5 Xovb. 1598, 15 April
1600, 28 May 1606, 26 Febr. 1611, 30 Juni 1619,
10 Jan. 1643, 6 Aug. 1650, 19 Xovb. 1655, 11 Xovb.