4 j;
|S
il
teren van 1631, onderteekend door P ie t e r d e M o l i j n ,
OuTGERT A k is s . A k er slo o t , AVil l em Cl a e s s . H e d a ,
S a l . d e B r a t , Co r n e l is Cl a e s s . y a n W ie r in g e n ,
F. A®a n D u c k en I saack H a l in c k , vindt, eene niminer
uitgegeA®en keur van 1631. Bovendien St. Lucas-Gilden
AVapening en Lijck-sieraten A° 1635, bestaande in de
(Avaarschijniijk door S a l . d e B r a y ) in kieuren geteekende
biasoenen van de „broederschappen en dependenten der
konst“ ais: 1. Schiiders, 2, Piaetsnijders, 3. Giaese-
Schrijvers, 4. Beeidt-Snijders, 5. Mengbde Consten, 6.
Dependenten der konst, ni. Konst-verkoopers, Groffschil-
ders, Geley-Backers, Stoel-dreijers; Gout- en Silversmee-
den, 8. BourduerAverckers, 9. Kooper-siaghers, 10. Tinen
Loodtgieters. 11. Giaesemaeckers, 12. Bouckbinders,
13. BiickAverckers. 14. Uytdragbers, En van een „Verthoon
in Piatte form van de Lijcsieraten en haer piaetse op het
Doodtkleet“ , in vier onderscheidingen naar geiang van de
kunst of het ambacht van den overieden gildebroeder,
als voor een schilder „Alderheerlijckste Manier“ , voor een
Beeldsnijder „Ander Rijckelijcke Manier“ , voor een Goud-
smid „Heerlijckste Manier“ , voor een Uitdrager“ Simpelste
Manier.“
Schoenmakers- en Leerlooijersgild, 1633— 1800. In
1633—34 Avaren Cl a a s v a n Oü d e n h o v e n en J oh an
VAN H a l c. a. Deken en Vinders (n° 2365).
Schoolmeesters, 1669—1807. D o o rdien zij n ie t zoo go ed
b e zo ld igd Averden a ls th a n s , v in d t men e en e lijs t der l e den,
die hunne contributie (1763—1773) niet hebben
betaald.
Sleepersgild 1608—1613.
Smalreedersgild 1590—1795. Zij maakten smallen en noppen.
Zij hadden een huis in het Rozenprieel 1590—1754.
Smidsgild, 1749—1804.
Tappersgild, 1600—1805.
St. Joseph- of Timmermansgild, 1638—1805.
Aan hen kennen de catalog! v a n G e l d e r I n° 4473
en V e r k a d e n° 4635 een ons niet onder de oogen gekomen
penning ter grootte van 21 toe, op welken men het
wapen van Haarlem ziet tusscben vier kroonen, zijnde die
van hunne beschermheiligen, de vier Martelaren: Symphro-
nianus, Castor, Claudus en Nicostratus. {Navorscher VII
blz. 302) Revue 1874 p. 162. (Vergelijk Amsterdam pl.
XIV n® 12).
Op de tentoonstelling van A rti 1873 was een insigne
van den knape van het Timmermansgild te Haarlem (eigendom
der gemeente) van het jaar CIOIOCVIII (1608),
voorstellende of vertoonende 26 Schilden en het omschrift:
W i j v l u c h t e n G r am s c h a p , als zinspeling op
de vlucht van de h. familie, waaronder St. Joseph, naar
Egypte.
Omschrift: De. h>\ P h il ip s v a n d e n B r a n d e Over-
deecken, A d r ia e n P a uw is s e n Deecken, J o a n n e s H a r -
DEAVEL, Oud B*’. Deecken W il l em v a n d e r L u c h t .
{Revue 1874 p. 45—46) en in galvano-plastiek afgietsel