merkwaardig dier, als vertoonende het type der dikhuidigen
in de afdeeling der buideldieren. Volgens O w e n was de
Diprotodon een soort van reusachtige kangoeroe, maar onbekwaam
om te springen. Maar de zonderlingste van alle pla-
giaulaciden was zeker de Thylacoleo 1) carnifex uit het quater-
nair van Australië. Bit dier wordt door O w e n „een marsupiale
leeuw” geheeten, want het was zoo groot als een leeuw. Zijn
tandstelsel was zoo krachtig en zoo hoog ontwikkeld, dat het
onweersprekelijk bewijst, dat hij een verscheurend roofdier,
camifex, moet zijn geweest.
Uit het bovenstaande historische overzicht van de buidel-'
dieren blijkt dus dat in vorige tijden v l e e s c h e t e n d e
I - b u i d e l d i e r e n reeds be- F ig. 47. stonden, zooals de Thylacinus
spelaeus, Dasyurus laniarius en
Thylacolea carnifex, in Australië,
en dat ook Europa en Amerika
door zulke dieren zijn bewoond
geworden, zooals Microlestes,
Dromatherium, Thylacotherium,
Amphilestes, Triconodon en Pla-
giaulax bewijzen.
P l a n t e t e n d e b u i d e l d
i e r e n leefden toen even als
nu in Australië, Macropus atlas
en M. titan, die echter veel
grooter waren dan de thans
Schedel van Diprotodon australis,
J* nat. grootte.
levende kangoeroe, Halmaturus (Macropus) giganteus. Doch klein
waren zij nog, vergeleken bij den Diprotodon australis, met een
schedel van 1 meter lengte en een lijf als een olifant, en die
niet springende, maar op alle vier pooten liep, zooals de tegenwoordige
wombat, Phascolomys fossor. Zie fig. 47. En v r u c h-
t e n e t e n d e b u i d e l d i e r e n leefden er toen ook: Noto-
therium, een dier bijna zoo groot als Diprotodon, is daarvan
een voorbeeld.
En zoo blijkt het dus, dat in vorige tijden marsupiale
zoogdieren een groote rol op het tooneel der wereld hebben
1) Thylacoleo, Gr. thylakos, buidel, leo, leeuw = b u id e lle e u w .
gespeeld. In Australie vooral bloeiden zij, en ontwikkelden
zich op alle mogelijke wijzen. Zij werden gedifferentiëerd in
vleescheters, planteneters, insekteneters en vruchteneters; zij
leefden op hoornen, vlogen als vleermuizen, groeven holen in
den grond, in één woord zij bootsten de meesten der groote-
orden van dieren na, die in de andere werelddeelen leefden.
Er is een tijd geweest waarin de palaeontologen meenden, dat
de buideldieren noodzakelijk moesten zijn uitgestorven, vóór
dat de hoogere placentale zoogdieren konden verschijnen. En
’t is waar, zij zijn ook uitgestorven, zoowel in Europa als in
Afrika, en bijna ook in Amerika. Maar anders is het in Australie:
Australie is, zooals de geologie leert, van het overige
vasteland der aarde afgescheiden vóór het begin van het
krijttijdperk, en dus vóór dat de placentale zoogdieren tijd en
gelegenheid hebben gehad om dat werelddeel te bevolken. In
Australie zijn de buideldieren bestaande gebleven, wel is waar in
verminderden toestand, achteruitgaande in evolutie : de grootste-
thans levende kangoeroe, de representant der herkauwende-
dieren en der hazen van andere werelddeelen, is slechts 1,5
meter lang, en de oyerigen zijn niet grooter dan hazen, marmotten,
ratten en muizen; de thans levende buideldieren van
Australie zijn klaarblijkelijk verminderde of achteruitgegane
overblijvers of overlevenden van de reusachtige marsupiale
dieren van voorheen.
Doch men zou kunnen vragen: waarom stierven dan in
Australie die groote buideldieren uit, en lieten slechts verminderde
nakomelingen na? Waarom gingen zij achteruit
als er geen hooger ontwikkelde mededingers waren; als zij
niet behoefden te bezwijken in den levensstrijd, als de natuur-
keus niet werkzaam was in hun omgeving? Dââr, in Australie,
is ook nooit een ijsperiode geweest, die in Europa zooveel
diersoorten heeft gedood, of doen verhuizen naar warmere
streken. Het eenige antwoord op deze vragen is : er moet een
wet zijn in de natuur, die den duur der soorten beheerscht.
Gelijk het individu vroegtijdig kan sterven door een toeval
of een ziekte, maar, als dat niet gebeurt, toch eindelijk na
een betrekkelijk lang leven moet sterven door ouderdom, zóó
schijnt het ook te gaan met soorten en zelfs met geslachten
en orden van dieren. Individu’s, soorten, geslachten, familiën,
orden, allen kunnen prematuur, ontijdig, vernietigd worden