De eerste overblijfselen van een plesiosaurus werden in 1821
door C o n y b e a r e in het lias van Bristol gevonden; en in 1824
werd het eerste volledige geraamte van een P. dolichodeirus
in den omtrek van Lyme Regis door Miss M a r y A n n in g
ontdekt. Een prachtexemplaar van de laatstgenoemde soort
bevindt zich in Teyler’s museum; het is het eerste, maar niet
het minst waardige voorwerp, dat men bij het binnenkomen
in dat museum ziet. Ook dat exemplaar is uit het lias van
Lyme Regis afkomstig: in de Archives du musêe Teyler T. III
heb ik het uitvoerig beschreven.
Men wil dat het geslacht Plesiosaurus tot het lias bepaald
is, en men heeft de vele soorten, die in het jura en in het
krijt zijn gevonden, daarom tot andere geslachten, zooals
Eretmosaurus, Cimoliasaurus, Peloneustes en anderen gebracht.
In het museum van Philadelphia bevindt zich een in Kansas
gevonden geraamte van een Cimoliasaurus, dat een lengte
heeft van 45 voet, en waarvan de hals alleen 22 voet bedraagt
en uit 72 wervelen bestaat. Het geslacht Pliosaurus werd gevormd
door reusachtige reptielen met betrekkelijk korten hals
en vinpooten. Een vrij volkomen schedel van Pliosaurus bra-
chydeirus uit Kimmeridge in het britsche museum is, volgens
O w e n , 4 voet en 9 duim lang en 2 voet 1 duim breed. In de.
bovenkaak staan aan elke zijde 30 tandkassen voor de geweldige
tanden, waarvan de voorsten 1 voet lang zijn en met
diepe groeven en hooge lijsten zijn versierd. Een voortreffelijk
bewaard geblevene achterpoot van dit dier vertoont een
slank, van ónderen verbreed dijbeen, twee korte middenvoets-
beenderen, en vele in ’t midden versmalde vingerkootjes. Als
ik mij niet vergis, vindt men in het museum van Natura
Artis Magistra te Amsterdam een afgietsel van den poot van
Pliosaurus grandis.
Vi n h a g e d i s s e n of v inp oot ige n, Sauropterygia, zijn de
reptielen door O w e n genoemd, die vroeger als zeehage d issen,
Enaliosauria, 1) bekend waren, en waartoe de zooeven
beschouwde Plesiosaurus en Pliosaurus behooren. Allen zijn
reptielen, die in het mesozoïsche tijdperk leefden. De Notho-
sauriden zijn de minst gespecialiseerde vormen, en komen
l) Enaliosaunis, Gr. enalios, de zee betreffend, saurus, hagedis = z e e h a g e d i s .
uitsluitend in het trias voor. Met de Plesiosauriden bereikten
de Sauropterygiën hun toppunt. Terwijl de Nothosauren ledematen
bezaten die zoowel tot zwemmen als tot loopen waren
ingericht, en waarschijnlijk als amphibieën op den oever, der
wateren leefden, veranderden bij de Plesiosauren de ledematen
tot echte vinpooten, en waren tot een beweging op het drooge
ongeschikt. In het lias en het jura komen de meeste soorten
van Plesiosauren voor: het onder-lias van Lyme Regis bevat
prachtige geraamten van Plesiosaurus, Eretmosaurus en Thau-
matosaurus, terwijl de volledigste resten van Cimoliasaurusr
Peloneustes en Pliosaurus in het Oxford- en Kimmerridge-leem
van Wiltshire, Oxfordshire en Dorsetshire voorkomen. Veel
onvollediger en zeldzamer zijn zij in het jura van het vaste
land van Europa. In het krijt van Midden-Europa zijn zulke-
overblijfselen niet zeer herkenbaar, maar des te rijker aan
resten van Cimoliasaurus, üronautes, Ischyrosaurus en andere
geslachten is het opper-krijt van Kansas, New Yersey en Mon-
tana in Noord Amerika. Ook Nieuw Zeeland, Oost-Indie,
Australië en Ch.ile leverden in krijtgesteenten verscheidene
Plesiosauriden, die door L y d e k k e r tot de geslachten Cimoliasaurus
') en Thaumatosaurus worden gebracht. In het laatst
van het mesozoïsche tijdperk stierven de vinpootige hagedissen
uit.
Tweede a fd e e lin g . Schildpadden, hare afstamming. Zij zijn
onbekend in de palaeozoïsche lagen. Trias. Proganochelys.
Jura. Schildpadden uit den krijttijd. Chelonia Hofmanni. Ame-
rikaansche fossiele schildpadden. Trionychiden. Tertiaire schildpadden.
Colossochelys. Meiolania. Hare evolutie-geschiedenis is
onbekend. Denkbeelden daarover. Nogmaals Bicynodon.
Na de Theromorpha van den permschen en de Ichthyosauria
en Sauropterygia van den juratijd, volgen nu de schildpadden.
De schildpadden vormen door haar zeer eigenaardige
lichaamsinrichting een streng afgeslotene orde van reptielen.
Het meest in ’t oog vallend kenmerk is wel dit, dat haar 1
11 Cimoliasaurus, Gr. kimolia, een wit leem, saurus, hagedis = le em h a g e d i s ,
zoo genoemd door Lydekker, omdat haar overblijfselen in een leemlaag, een soort van
vollersaarde, zijn gevonden.