der Zoological Society te London heeft Clayton P ickersgill
een bijna heel ei van Aepyornis vertoond. In het Rijks Museum
te Leiden is één ei, en in het Britsch Museum bevinden zich
twee eieren van den Aepyornis: volgens L ydekker is het
eene 36 inches lang en 30,3 in omtrek, en het andere 30,3
inches lang en 26,3 in omtrek.
Ook op het eiland Mauritius leefde eens een vogel die thans
volkomen tot het verleden behoort, maar die toch nog levend
door den mensch is gezien Men heeft hem walghvogel en
dodaer s , dodo en dr ont e , Didus ineptus, genoemd. Het
was een logge, zich traag bewegende loopvogel, onbekwaam
om te vliegen. Toen in 1598 de hollandsche oostindievaarder
Cornelis van Neck op Mauritius kwam, konden zijn matrozen
deze vogels met knuppels dood slaan. Er zijn van den dodo
eenige overblijfselen bewaard gebleven, zooals een kop en een
poot in het museum te Oxford, een poot te Londen, een kop
te Kopenhagen en een bek te Praag, en op sommige oude
schilderijen vindt men afbeeldingen van vogels, die men meent
voor portretten van den dodo te moeten houden, zooals op
een schilderij van R oeland Savbry, dat in het Koninklijk
museum te ’s Gravenhage onder no. 126 te zien is. Daar deze
schilder in 1576 te Kortrijk is geboren, en hij dus in 1598,
toen Van Negk den dodo op Mauritius vond, 22 jaar oud
was, is het wel mogelijk dat hij een levenden dodo heeft
gezien. Doch hoe dit ook zij, zeker is het dat er thans op de
wereld geen levende dronte meer wordt gevonden.
Nog een andere merkwaardige vogel van onzen tijd is voor
goed van het tooneel des levens verdwenen: sedert 1848heeft
men niet meer levend gezien de g r o o t e alk, die Alca
impennis wordt genoemd, en die eens de kusten van Groenland,
Ijsland, Schotland, Jutland, de Faröer en dé Orckneys
bewoonde, en zelfs op New-Foundland voorkwam. Deze alk
was zoo groot als een gans; de kop, hals en rug zwart, en
de geheele onderzijde wit van kleur. Het wijfje legde slechts
eenmaal in het jaar een tamelijk groot ei, vuilwit van kleur.
Volgens von R osenberg zijn er in de verzamelingen van
Europa en Amerika aanwezig: 72 opgezette vogels, 9 geraamten,
40 losse beenderen, en 65 eieren. In het rijksmuseum te
Leiden, en in het museum van Natura Artis Magistra te Amsterdam,
vindt men in elk een zeer fraai opgezet exemplaar
van de Aha impennis, en in het laatstgenoemde museum
bovendien een volkomen gaaf ei. En hoeveel waarde men aan
zulke overblijfselen uit het verleden hecht, blijkt hieruit, dat
een opgezette reuzenalk zeker tusschen de 2000 en 2500 gulden
waard is, en dat in 1888 een ei van een reuzenalk is verkocht
voor 220 pond sterling, dat is 2640 gulden. Dit zelfde ei was
door den echtgenoot der weduw, die het verkocht, in 1851
te Londen gekocht voor slechts 18 pond sterling of 216 gulden.
Gelijk de Aha impennis in het noorden van de Atlantische
oceaan is uitgeroeid, is dit zelfde het geval in het noorden van
de Stille Zuidzee met een soort van schollevaar ofkormoran,
de Phalacrocorax Pallasi. Er zijn slechts vier opgezette exemplaren
van dezen vogel bekend, en niemand bezit een ei van
dien Pallas-cormorant. In 1882 zijn er door Stejneger eenige
beenderen van dezen uitgestorven vogel op de noordwestelijke
punt van Berings-eiland gevonden.
Doch behalve de bovengenoemde vogels zijn er nog velen,
vooral van die welke op de eilanden Mauritius, Rodriguez en
Bourbon leefden, uitgestorven, of door den mensch uitgeroeid.
Nog heden vindt men daar in alluviale aardlagen overblijfselen
van een Notomis, Apterornis, Leguatia, Lophopsittacus en verscheidene
andere soorten. Op de Norfolk-eilanden, ten noorden
van Nieuw-Zeeland, vindt men beenderen van een uitgestorven
papegaai, en op Nieuw-Zeeland zal het niet lang meer
duren of de Nestor superbus, en een nachtpapegaai, de Stringops
habroptilus, zullen met de soorten van kiwi, Apteryx, voor
goed van de aarde zijn verdwenen, wat ook zeker het geval
zal zijn met Fregilupus varius van Réunion, en met de tand-
duif, Didunculus strigvrostris, die nu nog op de Samoa- en
Schippers-eilanden leeft.
Ten slotte nog een enkel woord over de a f s tammin g
der vogels. Nadat men, vooral door de onderzoekingen van
Marsh, Cope en H uxley, de zonderlinge reptielen, die dino-
sauren worden gebeeten, had leeren kennen, waren vele geleerden,
Baur, H ornes, Menzbier, genegen in die dieren,
vooral in de orden der theropoden en orthopoden, de voor-
11