sphargis, Eosphargis en anderen, schijnen dus tot de oudste
vormen van schildpadden te behooren.
In den j u r a t ij d verschijnen er een menigte soorten van
schildpadden; vooral in het pteroceraskalk van den omtrek
van Solothurn heeft R ütimeyer wel 14 soorten gevonden,
van sommigen zelfs vele honderde, meer of min volledige
overblijfselen, en daaronder Plesiochelys, Craspedochelys en eenige
zeeschildpadden, Thalassemydae. Ook in Hannover, het noorden
van Frankrijk en in Engeland, alsmede in het lithographisch
kalk van Kehlheim en Solenhofen in Beieren zijn vele schildpadden
aangetroffen. En het voorkomen van een voortreffelijk
bewaard gebleven Thalassemyde in Belgie, bij Bernissart, een
Chitracephalus, bewijst dat deze oorspronkelijke zeestrandbe-
woner zich langzamerhand ook in zoet water heeft aangepast.
In 1890 heeft Marsh eenige uitgestorvene schildpadden uit
■den juratijd beschreven. In de Atlantosaurus-beds van het
opper-jura van Wyoming komen als oudste bekende schildpadden
van Amerika voor een paar soorten van het geslacht
Glytops, verwant aan Compsemys van L eidy uit het krijt. In
bet krijt van New Jersey een rugschild van Adocus punctatus,
■dat veel gelijkt op dat van Emys beatus. In het ondermioceon
van Dakota vond Marsh de grootste amerikaansche schildpad,
onder de levenden zoowel als onder de uitgestorvenen. Dit
bier is Testudo brontops genoemd, en is zeer nauw verwant
aan de thans levende Testudo elephantopus, van de Galapagos-
-eilanden, en de groote hedendaagsche schildpadden van Mada-
gascar. T. brontops is de grootste van alle levende en fossiele
schildpadden van Amerika, en wordt slechts in grootte overtroffen
door Colossochelys atlas uit de Sivalik-Hills.
Ook het krij t t i jdperk was rijk aan schildpadden. Vooral
beroemd is uit dit tijdperk de groote zeeschildpad, Chelonia
Hofmanni, uit het krijttuf van den Sint Pietersberg bij Maastricht.
De grootste verzameling overblijfselen van dit dier bevindt zich
in Teyler’s museum: het geheele rugschild of carapace in
verscheidene exemplaren; de kop, kaken, de rand van het
schild, beenderen van den schoudergordel, van de ledematen,
■een menigte losse platen van het rugschild, enz. Ook in de
musea te Brussel, te Luik en andere plaatsen van Belgie vindt
men vele overblijfselen van deze schildpad, terwijl het tot
heden volkomenste exemplaar zich te Maastricht bevindt.
Reeds een dertigtal jaren geleden heb ik die schoone overblijfselen
uitvoerig beschreven in mijn Tortues fossiles du musée
Teyler. Deze reusachtige schildpad, reeds in 1766 door D r o ü in
ontdekt en door H o f m a n n bekend gemaakt, is tot heden nog
steeds de oudst bekende echte zeeschildpad in Europa. F a u ja s
d e S a in t F o n d hield de groote getande middenplaten van
het buikschild of plastron voor het gewei van een eland, doch
P. C a m p e r erkende terstond den waren aard dezer beenplaten.
Veel rijker aan fossiele schildpadden dan het krijt in Europa
is echter het krijt van Amerika, zoowel in het oosten, in
New Yersey, als in the far west, in Kansas en Dakota. Tot
de zeebewoners behoort Protostega; ook eenige Chelonemyden,
zooals Lytoloma, Euclastes en anderen moeten in zout water
hebben geleefd. Dat er echter, nevens deze zeebewoners, ook
reeds echte moeras- en rivierschildpadden in die tijden leefden,
bewijst het vinden van vele resten van in Amerika levende
huidschildpadden, Dermatemydae, zooals Adocus, Polythorax,
Glyptops en anderen, een chelydra-geslacht, Compsemys, en het
voorkomen van de eerste overblijfselen van Trionychia. De
Trionynichiden zijn van alle schildpadden diegenen, welke het
algemeene plan van organisatie der reptielen het duidelijkst
doen erkennen. Zij onderscheiden zich vooral door dat hun
rug- en buikschild met wormvormige kronkelingen en granu-
latiën bedekt zijn, en dat zij niet met hoornplaten, maar met
een lederachtige huid zijn bekleed. G e o f f r o y S t . H i l a i r e
heeft deze dieren den naam gegeven van Trionyx, drienageligen,
omdat hun teenen door een zwemvlies zijn verbonden, en de
drie binnenste teenen van eiken voet een grooten nagel bezitten,
die buiten het zwemvlies uitsteekt.
In den t e r t i a i r e n tijd namen de schildpadden toe in
getal van geslachten: onderscheidene soorten van Trionyx
worden in het eoceen van Sheppey en in het parijzer grofkalk
gevonden, maar meer nog in het westen van Amerika, waaide
Puerco-, Wahsatch-, en Bridger-lagen van New Mexico en
Wyoming, nevens Trionyx-soorten, ook nog verwante geslachten,
zooals Plastomenus en Axestus, bevatten. Opmerkelijk is het
veelvuldig voorkomen van Chelonemyden in het engelsche