bovendien een groote tweelobbige staartvin bezat. Waarschijnlijk:
vormden al die vleezige huidlappen niet juist afzonderlijke
vinnen, maar, volgens F r a a s , een bijzonder gedifferentieërde,
ver naar achteren zich uitstrekkende en met het lapvormig
staarteinde in verband staande vin. De bovenstaande schets
zal dit alles duidelijk maken: zie figuur 19.
Dat de ichthyosauren, ofschoon zij in het water leefden,
door longen ademden, blijkt uit de afwezigheid van kieuwen,
en door den vorm van hun tongbeen. De pooten van den
Ichthyosaurus zijn zeer merkwaardig. Het opperarmbeen is
kort en breed, vervolgens komen er twee beenderen die aan
den ellepijp en het spaakbeen beantwoorden, maar het overige
van den voet is moeielijk met dat van de andere gewervelde
dieren te vergelijken. In plaats van vijf vingers, elk uit drie vingerleden
bestaande, vindt men hier eerst vijf, zes en zelfs zeven
rijen van kleine veelhoekige beenderen, die den handwortel
vertegenwoordigen, en daarna een groot getal van al kleiner
en kleiner wordende, op rijen gelegene beenderen voor de
vingerleden. Het geheel vormt een soort van vin, een vinpoot,
geschikt voor een leven in het water. De achterste ledematen
zijn gelijk aan de voorsten, maar zijn kleiner en soms zelfs
rudimentair. De ichthyosauren brachten levende jongen ter
wereld: men heeft geraamten gevonden met 6 tot 8 onvoldragen
jongen in het lijf, en door den betrekkelijk volledigen
en goed bewaarden staat waarin die jongen zijn, heeft men
afgeleid, dat zij die jongen geenszins hadden opgegeten, zooals
men wel zou kunnen meenen.
Tusschen de ribben van sommige exemplaren vindt men
soms een zwarte massa met vischschubben daarin, schubben
van ganoïden of glansschubbige visschen, een massa, die
men voor de inhoud van de maag moet houden. Meer nog
vindt men in de zelfde gesteenten, waarin ichthyosaurus-resten
voorkomen, zoogenoemde kopr ol i then, dreksteenen, ongeveer
6 centimeter lange klonters, die aan het dikste eind
dwarsgroefjes vertoonen, die wijzen op spiraalvormige plooien
van het darmkanaal. In die koprolithen vindt men brokjes
van zeeschuim, vischschubben, vischgraten en andere overblijfselen
van spijzen.
Sommige soorten van ichtbyosauren hebben een lengte van
9 meter, en de kleinsten waren omstreeks 1 meter lang. Vooral
de Ichthyosaurus platyodon was een reusachtig dier. De kop
van het exemplaar in Teyler’s museum heeft een lengte van
95 centimeter, en een zijner vinpooten, met 3 tot 4 hoofdreeksen
vingerplaten met insnijdingen aan den voorsten rand,
heeft een lengte van 90 centimeter. Die afmetingen, vergeleken
met die der zelfde deelen van een Ichthyosaurus communis
in het zelfde museum, bewijzen ons dat de I. platyodon een
reptiel van ten minste 8 meter lengte is geweest.
Het geslacht Ichthyosaurus heeft zeer langen tijd, met een
50-tal soorten en in ontelbare individu’s, bestaan. Q u e n s t e b t ,
S a u v a g e en anderen hebben er beschreven uit het trias. Het
schijnt dat de echte ichthyosauren voorafgegaan zijn door het
geslacht Mixosaurus. In de opper-trias-lagen van Besano in
Lombardije zijn eenige bijna volledige geraamten van een
kleinen ichthyosaurus gevonden, die door B a u r , wegens eenige
afwijkingen in de tanden en de lange beenderen der voor-
pooten, tot het bovengenoemde geslacht werden gebracht.
N o r d e n s k iö l d ontdekte in het trias van Spitsbergen wervels
en ribben van een zeer grooten ichthyosaurus, die door H u l k e
I. polaris is genoemd, en van een kleinere soort, I. NordensJdöldi.
Alle lagen van het juratijdperk, lias, jura, wealden, hebben
ichthyosauren opgeleverd, vooral in Engeland en Würtemberg.
De werken van K i p r i j a n o e e hebben aangetoond, dat de
ichthyosauren nog een groote rol hebben gespeeld in de krijt-
zeeën van Rusland. In het krijt van Trichinopolis in Oost-Indie
vond L y d e k k e r enkele groote wervels, en het jongste overblijfsel
van een ichthyosaurus is zekerlijk een brok van een
onderkaak, dat op het eiland Gozo bij Malta door H u l k e is
gevonden, ten minste als de aardlagen waarin het gevonden
is, werkelijk tot het mioceen behooren. S e e l e y heeft een
afwijkenden vorm beschreven, dien hij Ophthalmosaurus noemt,
en M a r s h een anderen vorm, Bapianodon geheeten, uit de
juraformatie van Wyoming in Amerika.
Zooals het bovengenoemde trias-geslacht Mixosaurus den
Ichthyosaurus is voorafgegaan, is deze laatste in het juratijdperk
opgevolgd door den Sauranodon of Baptanodon. M a r s h heeft
aangetoond dat de adaptatie bij deze dieren langzamerhand
heeft plaats gehad: de Mixosaurus is minder gedifferentieërd
dan de Ichthyosaurus, en deze minder dan de Baptanodon.
Bij den Mixosaurus zijn de ledematen minder gewijzigd: het