vleugelvingers en vele anderen, ’t Spreekt van zelf, dat het
hier de plaats niet is over al die dieren in bijzonderheden
uit te weiden: slechts een paar soorten kunnen hier meer
uitvoerig beschouwd worden, om zoodoende een beeld te geven
van het geheel.
De eerste kennis van de v i s c h h a g e d i s , Ichthyosaurus,
heeft men reeds gekregen in 1708 door B a i e r , die in zijne
Oryctographia norica eenige ichthyosaurus-wervelen als wervelen
van een visch, Ichthyospondyli, beschreef. S c h e u c h z e r , de man
die later een salamander voor een mensch zou aanzien, zooals
boven, toen ik over den Cryptobranchus van Oeningen sprak,
is gebleken, wandelde eens met zijn vriend L a n g h a l s , in de
omstreken van Altorf, en onderzocht bij die gelegenheid den
grond onder een galg. Daar vond L a n g h a l s een steen, die
acht versteende wervelen bevatte. Door een hevigen schrik
bevangen, wierp hij dien steen met afgrijzen weg, maar
S c h e u c h z e r raapte hem weer op, haalde er een paar wervelen
uit, bewaarde hen, hield hen voor menschewervelen, en gaf
er een afbeelding van in zijn werk Piscium querelae. In 1814
ontdekte E v r a r d H o m e een kop en eenige losse beenderen
van een ichthyosaurus, in den omtrek van Lyme Regis, in
het zuiden van Engeland, die door H o m e , C o n t b e a r e en
BE l a B ê c h e nauwkeurig beschreven en afgebeeld werden.
K o e n ig , conservator van het British Museum, bedacht den
naam v i s c h h a g e d i s , bewerende dat het een visch
was, die tot de hagedissen naderde, en in 1824 beschreef
J a e g e r de ichthyosauren uit het lias van Würtemberg. Sedert
dien tijd zijn er zooveel geraamten van dit dier gevonden en
beschreven, dat er het volgende uit blijkt:
Het geslacht Ichthyosaurus wordt gevormd door meer dan
50 soorten, allen fossiel, allen uit secondaire aardlagen, lias,
jura, krijt, afkomstig. De ichthyosauren onderscheiden zich
door een op een visch gelijkend lijf; door een langen spitsen
kop; door vinpooten, uit vele rijen van veelhoekige, platte
beenderen gevormd, die in een soort van zak, een huidzak,
zijn besloten; door biconcave wervelen, en een naakte huid.
C u v i e r heeft gezegd: „zij hebben den snuit van een dolfijn,
de tanden van een krokodil, den kop en het borstbeen van
een hagedis, de vinnen van een walvisch, en de wervelen
van een visch.”
De ichthyosaurus had een langen snuit, met een menigte
tanden gewapend. Die tanden zijn spits kegelvormig, en allen
gelijk: zij stonden niet in tandkassen, maar in een lange groef
van het tusschenkaakbeen. De d u n s n a v e l i g e v i s c h h
a g e d i s , Ichthyosaurus tenuirosiris, uit het lias van Holz-
maden, had, volgens G a u d r y , aan elke zijde 94, dus in ’t geheel
188 tanden. De snuit van zulk een dier in Teyler’s museum
is minstens 1,20 meter lang, en bewijst dus dat dit getal in
’t geheel niet onwaarschijnlijk is.
Het oog van den ichthyosaurus is ook zeer merkwaardig:
het harde oogvlies, sclerotica, werd gesteund door een ring van
beenplaatjes, die zeer duidelijk in verschillende exemplaren
van Teyler’s museum te zien zijn. Men wil dat zij dienden
om het accommodatievermogen van het oog te vergrooten.
B u c k l a n d zegt van de oogen van dit dier: »het waren optische
werktuigen van een groote en wonderbare sterkte, die den
ichthyosaurus in staat stelden zijn prooi zoowel op groote
als op kleine afstanden te ontclekken, zoowel in de duisternis
van den nacht als in de diepten der zee.”
E is. 19.
De wervelen zijn platte, biconcave lichamen, die, daar zij
niet door wervelbogen met elkander verbonden waren, afzonderlijk
gevonden worden, en door lieden die niet wetenschappelijk
ontwikkeld zijn, met damschijven worden vergeleken.
Men telt van 110 tot 140 wervelen, die allen van den kop
tot den staart zeer veel op elkander gelijken.
In Juni 1892 is er bij Holzmaden een Ichthyosaurus gevonden
en door F r a a s beschreven, waardoor het gebleken is dat dit
dier, behalve vinpooten, ook een groote driehoekige, vleezige
vin, benevens nog eenige vleezige huidlappen op den rug, en