Derde A fd e e lin g : De visschen uit het krijt zijn zeevissehen..
Tertiaire haaien. Miocene zoetwaterafzetsels. Oeningen. Monte-
Bolca. Gtarus
Reeds in het eerst van het k r ij t tijdperk bespeurt men
dat de vischfauna nu een belangrijke wijziging ondergaat: de tot
nu toe heerschende glansschubbigen worden door b e e n i g e
v i s s c h e n vervangen: wel vindt men nog haaien, zooals
Spinax en Rhinobates, en Pycnodonten, zooals Stemmatodus en
Coelodus; maar Teleostiërs, zooals Clupea, Chirocentritis, Pro-
chanos, Scombroclupea, Holcodon, vormen de hoofdzaak, met
enkelen met harde vinstralen, Acanth op teren, zooals Beryx en
Aipichthys.
Bekend is het dat het onderscheid tusschen beenige visschen
en glansschubbigen vooral gelegen is in de bekleeding der
huid, in de schubben. Bekend is het ook dat A g a s s iz de
beenvisschen in twee groepen heeft verdeeld, die der kam-
s c h u b b i g e n en der r o n ds c hu bbi ge n. Tegenwoordig
behooren bijna negen tiende deelen van alle visschen tot de
beenvisschen: eerst in het trias verschijnen er enkele voor-
loopers; in het jura blijven zij nog zeldzaam; maar in het
krijt gaan de glansschubbigen naar den achtergrond, en worden
door de beenvisschen verdrongen, zoodat in het tertiair de
beenige visschen tot de grootste ontwikkeling komen, en in
dien tijd reeds bijna de zelfde rol spelen als in den tegenwoor-
digen tijd. Van de zonderlinge visschen der Middellandsche
zee, die Siphonostoma heeten, vindt men reeds nu de voorouders
in S. Albyi door S a u v a g e , en S. Castelli door C a p e l l in i ontdekt.
Van de Süuridae, door C o p e Nematognathi geheeten,
vindt men de vermoedelijke voorloopers in Telepholis, Coccodus
en Pelecoptèrus, de laatste in het opperkrijt van Kansas, Voor
het eerst verschijnt nu de familie der Sav/rodontidae '), door
C o p e gesticht voor een aantal uitgestorvene geslachten van
beenvisschen uit het krijt van Noord-Amerika en Europa, visschen
die door hun schedel en borstgordel op siluroïden, zalmen,
karpers en snoeken gelijken. Hiertoe behooren Portheus molossus
uit Fox Canon in Kansas, waarvan C o p e een 0,3 m. langen
en 0,4 m. hoogen schedel beschrijft, en P. gaultinus uit het i)
i) Saurodontidae, Gr. sauros, een hagedis, odous, tand = h a g e d i s t a n d i g e n .
gault van Folkestone, waarvan voortreffelijk bewaard geblevene
kaken en schedelbeenderen in het Museum of practical geology
te Londen bewaard worden. Verder Ichthyodectes, waarvan C o p e
vijf soorten uit Kansas beschrijft, en Erisichthe of Protosphyraena
uit het opperkrijt van Kansas, Engeland en Maastricht. Ook
Saurocephalus 1) met spitse, kleine, fijn gestreepte, in alveolen
staande tanden, door H a r l a n eerst als tanden van een sauriër
beschreven; en in het opperkrijt van Maastricht een door
D a v ie s beschreven onderkaak van S. Woodwardi. Merkwaardig
is ook uit het onderkrijt van Comen bij Görz.Saurorhamphus 2)
Freyeri, een snoekachtige visch, met een rij beenschilden op
den rug, twee rijen op de zijden, en waarschijnlijk één op den
den buik • en niet minder belangrijk is Cimolichthys uit het
opper-krijt van Engeland. Losse, tanden van C. marginatus
werden door R etjss voor stekels van een soort van haai, Spinax,
door G i e b e l voor stekels van een Acanthias gehouden, door
H é b e r t als tanden van Anenchelum marginatum, uit het krijt
van Meudon, en door mij als tanden van Trichmndes marginatus
beschreven.
Een goed overzicht van de vischfauna van het krijt geven
de kalkleien van Hakel op den Libanon; nevens geraamten
van haaien en roggen en enkele ganoïden vindt men hier
voornamelijk Physostomen, zooals Euripholis, Aspidopleurus,
Spaniodon, en van de Acanthopteren Beryx, Pseudoberyx,Platax
en Petalopteryx. Latèr, in het o p p e r k r i j t , blijkt dit alles
nog veel duidelijker: er komen nu vele soorten van haring-
achtigen en makreelachtigen bij, zooals b.v. in het krijt van
Steinheim. Met enkele uitzonderingen behooren de beenvisschen
van het krijt wel tot uitgestorven geslachten, maar allen
toch tot familiën, die nog heden in de tropische zeeën leven.
En zoetwatervisschen zijn er tot heden nog niet in het krijt
ontdekt.
In den t e r t i a i r en tijd wordt de overeenkomst van
de toen bestaande visschen met de thans levenden hoe langer
hoe grooter. De oudste tertiaire vischfauna, de e o c e n e
1) Saurocephalus, Gr. sauros, hagedis, hephalè, hoofd, kop _ h a g e d is k o p .
2) Saurorhamphus, Gr. sauros, hagedis, rhamphes, snuit = h a g e d i s s n m t .