tijd. En ook, in het laatst van den krijttijd en in den loop
van den eocenen en miocenen tijd gebeuren er groote veranderingen
van de oppervlakte der aarde: landen, die vroeger
verbonden waren, worden gescheiden; landen, die vroeger
gescheiden waren, worden verbonden: de afscheiding van
Australië van het overige van Oceanie, in het laatst van den
krijttijd; de afscheiding van Madagascar van Aethiopie, in
den eocenen tijd; de vereeniging van Zuid-Amerika met
Noord-Amerika, in het mioceen; het ontstaan van het Kanaal
dat Engeland scheidt van het vasteland van Europa, in het
plioceen; enz. Zulke veranderingen van de aardoppervlakte
moeten natuurlijk een zeer grooten invloed hebben gehad op
de verspreiding der vogels over de aarde. Daaraan is het dan
ook toe te schrijven, dat C u v i e r in het gips van Montmartre
kwartels, ibissen, wulpen, snippen, strandkievieten en pelekanen
heeft gevonden; dat O w e n in het leem van Sheppey een op
een arend gelijkenden roofvogel heeft aangetroffen; dat L u n d
in de holen van Brazilië overblijfselen vond van gieren, uilen,
gierzwaluwen, geitemelkers, koekoeken, hoenders en rallen;
dat S c h m e r l in g in de holen van Luik hoenders, zwanen en
andere, watervogels heeft gevonden, in één woord, dat de
vogelwereld in het pliocene tijdperk, wat verscheidenheid en
verspreiding betreft, een waardige voorlooper is geweest van
de avifauna van onzen tijd.
Arenden zijn er gevonden in Frankrijk en in Brazilië; een
vogel tusschen arenden en gieren in staande, Lithomis vul-
turinus “) in het leem van Sheppey. Gieren in het diluvium
van Maagdenburg, Vultur dnereus, en in beenderenbrecciën van
Sardinië. Sperwers, valken, buizerds in het plioceen van Mont-
pellier en in het gips van Parijs. Vele soorten van uilen in
Sardinië en Brazilië, en in holen in Frankrijk. Een enkelen
vink heeft men ontdekt in het zwarte lei van Glaris, Pro-
tornis * 2) glamiensis, en in de brecciën van Cette_ beenderen
van lijsters en kwikstaarten: ook in de holen van Brazilië
vindt men lijsterbeenderen. In de zelfde holen ook zwaluwen,
gierzwaluwen en geitemelkers. In het diluvium van Quedlim-
*) Lithornis vulturinus, Gr. lithos, een steen, ornis, een vogel, en- Lat. vultur,
een gier = g i e r a c h t i g e s t e e n v o g e l .
2 Prot ornis, Gr. protos, de eerste, ornis, vogel = de e e r s t e v o g e l, een naam
gegeven vóór dat er vogels uit het Jura en het krijt bekend waren.
burg, in de brecciën 1) van Sardinië, bij Weissenau, in het
hol van Kirkdale, en in de holen van Luik zijn vele musschen,
Fringilla trochanteria, gevonden, en ook een leeuwrik. Kraaien
en eksters op vele plaatsen in Europa en Amerika. Verscheidene
soorten van ijsvogels, koekoeken, en zelfs een papegaai
zijn uit de holen van Brazilië aan het licht gekomen. Overblijfselen
van duiven, kwartels, korhoenders, patrijzen en
fazanten zijn in Auvergne, bij Weisenau, Parijs, Luik, aan de
Lahn en in Brazilië ontdekt, en in de holen van Lunel-Viel
en van Luik, alsmede in het diluvium van Kostritz, een
menigte beenderen, die niet te onderscheiden zijn van die
van ónze gewone hoenders. Door het vinden van deze overblijfselen
van onzen Gallus domesticus zijn er weer de zelfde
vragen gedaan, die reeds zoo dikwijls geopperd zijn, betreffende
de afstamming en de geboorteplaatsen van velen onzer huisdieren,
zooals de hond, het rund, de kat en anderen: men
wil namelijk dat onze hoenders uit Indie afkomstig zijn, en
afstammen van een paar wilde soorten, bekend onder de
namen van het hoen van S o n n e r a t en het hoen van
B a n c k s . Door de groote volksverhuizingen uit Azië naar Europa,
waardoor Europa, naar men beweert, bevolkt is geworden,
zouden ook de genoemde hoendersoorten in Europa gekomen,
en zoodoende de stamouders onzer tegenwoordige hoenderrassen
zijn geworden. Als echter S c h m e r l in g goed heeft gezien,
en de beenderen uit de holen van Luik echte hoender-
beenderen zijn, waaraan niet te twijfelen valt, dan moet men
het bestaan aannemen van een hoenderras, dat in Europa
heeft geleefd lang vóór dat de mensch bezit nam van dit
werelddeel, en zou dit ras zeer wel de oorsprong van onze
tegenwoordige hoenders kunnen zijn.
En zoo zou ik nu hier dit overzicht van de vogels van het
verleden kunnen eindigen, indien dat woord „het verleden”
ï) Breccie, beenderenbreccie, van Ital. breccia, een brok of fragment, naam voor een
gesteente bestaande uit een ophooping of aaneenlijming van hoekige steenbrokken. Als
zulk een breceie tevens brokken van voorwereldlijke dieren bevat, noemt men het een
beenderenbreccie. Een breccie verschilt van een conglomeraat, door dat zijn steenbrokken
hoekig en kantig zijn, en niet rond geslepen door het water, zooals die van het
laatste. De Engelschen noemen conglomeraten ook pudding stones, naar de gelijkénis
van de keisteenen in de massa, met de vruchten in een plum-pudding. Conglomeraat,
van Lat. con, samen, en glomerare, op ronde hoopen verzamelen.