tegenwoordig; doch het is ook wel mogelijk, dat men daarvoor
een geheel andere oorzaak moet aannemen. Immers, de
vogels zullen, veel beter dan zoogdieren en reptielen, in staat
zijn geweest zich te beveiligen voor overstroomingen, aardstortingen
en andere oorzaken van vernietiging van het dierlijk
leven; oorzaken, waarvan het in de lagen der aardkorst begraven
worden van land- en waterdieren, het gevolg moet
zijn geweest. Omdat zij konden vliegen, omdat zij vleugels
hadden, konden zij schuilplaatsen opzoeken, waar een over-
strooming of andere katastrophe hen niet kon treffen. En
bovendien, de aard van hun organisatie, hun bijzondere
lichaamsinrichting, kan een oorzaak zijn geweest, waardoor
hun begraven worden in de aarde werd belet: hun soortelijk
gewicht, geringer dan dat van het water, maakt
dat hun lichaam op het water drijft en door den stroom wordt
vervoerd. En zoo op het water drijvende, zullen zij niet zelden
opgegeten zijn door visschen of andere roofdieren, en
hun beenderen zullen derhalve slechts zelden op den bodem
van het water geraakt, en in het slijk van den bodem bedolven
zijn geworden.
Er is nog een reden waarom fossiele vogels minder nauwkeurig
bekend zijn dan zoogdieren en reptielen uit vorige
tijdperken. Dit is, in ’t algemeen gesproken, het niet hebben
van tanden. Het is bekend dat het vooral de tanden zijn,
die van alle lichaamsdeelen het langst aan de vernietiging,
weerstand bieden, omdat zij zoo hard zijn; en ook is het,
bekend dat het juist de tanden zijn, die een denkbeeld kunnen
geven van de geheele lichaamsinrichting van een dier. Nu
mag het waar zijn, dat de palaeontologen in den laatsten
tijd vogels met tanden hebben ontdekt, zooals de Hesperorniz
en de Ichthyornis en anderen, verreweg de meeste fossiele en
ook hedendaagsche vogels hebben geen tanden.
Overigens, de beenderen van vogels zijn gemakkelijk van
die van andere dieren te onderscheiden. Hun zeer vast, compact
weefsel, in de lange beenderen cylinders vormende, met
een groote ledige holte, een luchtholte, en in de platte
beenderen dunne platen zonder merg, onderscheidt hen genoeg,
om geen verwisseling met beenderen van andere gewervelde
dieren mogelijk te maken. Hun borstbeen, op een
groot schild gelijkend, en bij de meesten van een grooten
zoogenoemden kam voorzien; hun schoudergordel, uit drie
beenderen, het schouderblad, het ravenbeksbeen en het
sleutelbeen bestaande; hun voorste ledematen tot vleugels
Vervormd, maken samen een reeks van kenmerken, die voldoende
zijn om een vogel met zekerheid te onderscheiden
van elk ander dier.
Er is een tijd geweest waarin men meende dat de vogels
voor het eerst in het krijttijdperk op aarde waren verschenen,
en die meening strookte zeer goed met het geloof, dat zij,
de algemeene wet der ontwikkeling der bewerktuigde wezens
in aanmerking genomen, eerst na de kruipende dieren waren
ontstaan. In 1836 evenwel kreeg dat geloof een hevigen schok,
door het ontdekken van voe t spo re n op sommige gesteenten,
voetsporen of indruksels van voeten, die men beweerde dat
door v o g e l s waren voortgebracht. Die voetsporen, gevonden
op zeer oude leem-leigesteenten, bewezen dat er reeds vogels
hadden geleefd in den op het steenkooltijdperk volgenden
tijd, namelijk in het t r i a s t i j d p e r k . Hitchcock vond,
in het dal van den Connecticut, op vijf verschillende
plaatsen zulke indruksels in gesteenten, die tot het new red
sandstone 1) behoorden. Toen die gesteenten nog geen gesteenten
waren, maar bestonden uit een weeke slijkmassa,
uitgespreid op het straud eener zee, of banken vormden in
een riviermond, waren zij natuurlijk vatbaar om de indruk-
selen op te nemen, die er door de pooten der dieren in werden
gemaakt. Later, toen die slijklagen tot gesteenten verhardden,
gingen daarom die indruksels niet verloren: zij bleven er in
bewaard, zelfs toen die gesteenten tot in een hoek van ongeveer
5 graden en tot een hoogte van omstreeks 100 voet
boven de tegenwoordige oppervlakte der zee werden opgeheven.
Die voetsporen nu gelijken inderdaad volkomen op dergelijke
indruksels, die door de hedendaagsche strandvogels en
oevervogels worden gemaakt op het strand der zeeën en op
de kleiachtige oevers van rivieren en beken. De meesten
1) New red sandstone noemt men in Engeland het gesteente dat onmiddellijk boven
de steenkoollagen ligt. Men noemt het new red, nieuw rood zandsteen, in onderscheiding
van het old red, oud rood zandsteen, hetwelk beneden de steenkoollagen gelegen is. In
Rusland noemt men de ondèrste lagen van deze vorming, het perm, en in Duitschland
de bovenste lagen het trias.