dier in Noord-Amerika gevonden: sommige musea in de
Vereenigde Staten en ook het britsch museum te Londen
bezitten volledige geraamten van den mastodon. Zulke mas-
todonbeenderen waren reeds bekend bij de inboorbngen van
Louisiana en Canada, die het dier den va d er der runderen
noemden, omdat men mastodonbeenderen veelal vond
in gezelschap van beenderen van bisons.
Het schijnt dat er twee soorten van den mastodon in
Amerika hebben geleefd, M. Humboldti en M. Godmanni. In
Europa zijn er overblijfselen van deze dieren gevonden in
Frankrijk en Duitscbland, vijf of zes soorten, en ook in Indie
aan den Irawadi. Van het eenige exemplaar van M. angustidens
dat te Oeningen is gevonden, bezit het museum van Teyler
eenige beenderen van den kop, de bovenkaak met zes kiezen,
losse kiezen, brokken van slagtanden, enz.
Van de afstamming der slurfdieren weet men niets. De
mastodon schijnt eerder te zijn verschenen dan de olifant,
en daaruit leidt men af dat de laatste van den eersten afstamt.
In Europa is de mastodon uitgestorven in het laatst
van bet plioceen, M. Borsoni schijnt de laatste te zijn geweest.
Doch in Amerika schijnt dit dier tot in historische tijden
geleefd te hebben: men wil dat de vader der runderen der
inboorlingen van Canada, le grand animal de l’Ohio, de M.
americanus was. En wat de olifanten betreft, men wil dat .de
E. meridionalis of E. planifrons de stamvader is geweest van
onzen bedendaagschen afrikaanschen olifant, en E. antiquus
die van den aziatiscben.
Zoo even zeide ik : van de afstamming der slurfdieren weet
men niets. Ook zeide ik reeds dat de mastodon er eerder
schijnt te zijn geweest dan de olifant, en dat men daarom
gelooft dat de olifant afstamt van den mastodon. Doch welk
dier was dan de stamvader van den mastodon? Noch F alconer,
noch Cautley, noch L artet geven ons een antwoord op die
vraag. Maar de studie der tanden van vele soorten van mastodonten
beeft geleerd, dat er zijn geweest, b. v. Mastodon tapiroides,
en M. turicmsis, welker tanden, in plaats van ronde, hoekige
knobbels vertoonden; men noemt die tanden tapirachtig,
tapiroides, omdat zij op tanden van den tapir beginnen te
gelijken. Zulke tapirachtige tanden vertoonen slechts drie
knobbels op de middenste kiezen, en daarom noemt F alconer
de mastodonten, die zulke tanden hebben, mastodontes trilopho-
dontes, in onderscheiding van de tetrabphodontes en de pentalo-
phodontes, dat is, met vier en vijf knobbels of tepels op de
middenste kiezen. Zou men in die tapirachtige tanden een
overgangsvorm of een verbindingsvorm tusscben de tapirs en
de mastodonten en olifanten mogen zien? H arlan heeft in
Kentucky een tand gevonden, die, naar bij beweert, zonder
twijfel aan een tapir beeft behoord, en dien hij Tapirus
mastodontoides noemt, doch waarvan P ictet zegt: „ofschoon
men er een jongen mastodon-tand in heeft willen zien.”
Men heeft gevraagd: waarom leven er thans geen olifanten
meer in Europa, in Siberie, in Noord-Amerika; waarom leven
er thans slechts nog in warme landen, in Indie en Afrika?
Die olifanten van Siberie en Europa waren toch zeker wel'in
staat in een betrekkelijk koud klimaat te leven: zij waren
bekleed met een dikken pels van roodbruin haar, en hun
huid was zoo dik, dat zij bijna onkwetsbaar mochten beeten,
vooral onkwetsbaar voor de vuursteenpijlen en bijlen van
den pliocenen mensch. Voedsel, uit takken en bladeren bestaande,
was ook in overvloed aanwezig. Men beschouwt
gewoonlijk den ijstijd als de oorzaak van het uitsterven van
mammoeten en mastodonten in Europa, ’t Kan zijn, dat dit
de reden is, doch in het oppermioceen van Indie vindt men
ten minste drie uitgestorven soorten van olifanten, en daar
was zeker geen klimatologische oorzaak, geen ijstijd, die vernietigend
kon werken op hun bestaan. Men heeft ook wel
eens beweerd dat hun buitengewone lichaamsgrootte een der
redenen was waarom de soort uitstierf, maar de kleine olifant
die op Malta leefde, was niet grooter dan een ezel, en Elephas
Falconeri was nog kleiner, niet meer dan twee tot drie voet
hoog.