van den Megalosaurus is waarschijnlijk Allosaurus, ook van den
■Colorado, uit het jura. Oreosaurus is een verwante vorm, en
■ook Dryptosaurus behoort hierbij. Doch de best bekende en
verreweg de belangrijkste van allen is de amerikaansche Cera-
tosaurus, die van alle bekende andere dinosauren verschilt.
Een geheel geraamte van dit dier is gevonden in den toestand
waarin het dier stierf. Op het midden van den neus stond
een groote lange hoornpit. De wervelen zijn anders als die
van andere reptielen, namelijk plano-concaaf. Ook zijn de
drie bekkenbeenderen tot één vereenigd, zooals bij de vogels,
wat ook het geval is met de middenvoetsbeenderen. Slechts
F ig. 25.
Schedel van Triceratops flabellatus -A nat. grootte.
één vogel is er bekend die in volwassen staat gescheidene
bekkenbeenderen beeft, namelijk de Archaeopteryx. Verder was
zijn geheele rug, van den nek tot den staart, bedekt met huidschilden,
die er als verbeend kraakbeen uitzien. C. nasicornis
was een dier van zeventien voet lengte. Uit de inrichting van
zijn bekken en achterste ledematen blijkt dat hij gemakkelijk
een zittende houding kon aannemen, en waarschijnlijk zat
dit verscheurende reptiel zóó te loeren op zijn prooi. In
Europa zijn geen vertegenwoordigers van de Ceratosauridae
bekend. Zie fig. 24 op blz. 107.
Ook uit Azië en Afrika zijn er tegenwoordig enkele overblijfselen
van dinosauren bekend. Twee geslachten zelfs uit
Zuid-Afrika, uit de Karoo-vorming, zoo bekend wegens haar
rijkdom aan uitgestorvene reptielen. En ofschoon er nog geen
dinosauren uit Australië bekend zijn, mag men toch wel verwachten,
dat er ook daar wel eens overblijfselen dezer reptielen
zullen worden gevonden, daar zij de overheerschende landdieren
der aarde in het mesozoische tijdperk schijnen te zijn
geweest.,
Nieuwe ontdekkingen in de opper-krijt- of Laramie-afzetsels
van Noord-Amerika hebben het bestaan bewezen van een
groep van dinosauren, die tot heden zeer weinig bekend was,,
en toch zoo hoogst merkwaardig is, niet slechts van wege de-
reusachtige afmetingen dier dieren — de zoogenoemde geho
or n de d i n o s a u r e n van hetLaramie — maar ook omdat
men onder hen de wonderlijkste en zonderlingste vormen
vindt, die tot heden door de palaeontologie zijn aan ’t licht
gebracht.
Zooals hun naam reeds aanduidt, is een van de zonderlingste
trekken in de organisatie van deze monsters, de aanwezigheid
van groote hoornpitten op den schedel. Deze hoornpitten
gelijken zoo veel op die van runderschedels, dat eenige-
losse beenstukken, die op den grond verspreid lagen, in het
eerst beschreven zijn als van een uitgestorven bison afkomstig.
Van alle tot heden gevonden overblijfselen van gehoornde
dinosauren is de schedel van Triceratops flabellatus, ons het
best bekend. Niet slechts is hij merkwaardig wegens zijn
grootte — zijn lengte is ongeveer zes voet, en M a r s h beweert
dat hij behoord heeft aan een nog niet volwassen individu —
maar ook wegens zijn geheele inrichting en zijn bewapening.
Zie fig. 25 op blz. 108.
Een onvolledige schedel van een andere soort van Triceratops
is nog grooter — men beweert dat hij, in zijn geheel
zijnde, langer dan acht voet heeft moeten zijn. Geen ander
bekend dier, uitgezonderd de walvisch, heeft zulk een grooten
schedel. Van boven gezien is hij wigvormig van gedaante,
met boven eiken oogkuil een groote hoornpit, en een kleinere-
hoornpit op het voorste gedeelte van den neus. Men mag:
aannemen dat tijdens het leven van het dier die hoornpitten