senhalfronden. Zij zijn kegelvormig met stompe punten, en
zijn opwaarts, buitenwaarts en achterwaarts gericht. Tusschen
de oogkuilen, eenigzins achterwaarts, is een knobbel, gelijkende
op dien van den schedel van den mannelijken giraffe. Er
zijn drie kiezen en drie valsche kiezen, met een breede
tusschenruimte of diastema. De schedel is 20 c.m. lang en
over de oogkuilen 7,5 c.m. breed. Marsh, die dit dier het
eerst heeft beschreven, heeft het Protoceras celer geheeten, en
zegt dat het verwantschap toont met de giraffen, doch een afzonderlijke
familie vormt, die hij Protoceratidae noemt.
N egende Af de e lin g : Solidungula. Hyracotherium, met neiging
om een paard te worden. Hipparion. In kudden in Griekenland en
Amerika. Anchitherium. Voorvaders van het paard. Paarden
met vijf, vier, en drie teenen, en één teen. De ellepijp en het
spaakbeen. Hedendaagsche paarden met meer dan één teen.
• Atavisme. Paardetanden. De phylogenie van het paard. Fossiele
paarden in Amerika. Hooge specialisatie van het paard. Vermoedelijk
uitsterven.
Een van de belangrijkste dieren is ongetwijfeld het p aa rd,
dat door de zoölogen tot de familie der ee nho evi ge n,
Solidungula, gerekend wordt, en wel omdat het slechts één
vinger met een hoef aan eiken poot heeft
Paardachtige dieren zijn er reeds sedert het eerst van het
tertiaire tijdperk geweest. In het eoceen vindt men het geslacht
Phenacodus (een dier waarover ik later bij de Condyl-
arthra uitvoeriger zal spreken) dat, hoewel aan eiken poot
vijf volkomene vingers vertoonende, echter door sommige
natuurkenners als den oudsten voorvader van het paard wordt
beschouwd. De overgang van dit dier, door het boven besprokene
Systemodon, tot het Hyracotherium is niet groot. In
het Hyracotherium heeft men reeds een dier met meer aanleg
om een paard te worden; die neiging wordt grooter in het
Anchitherium van het midden-mioceen, en neemt nog toe in
het Hipparion van het opper-mioceen. Maar deze dieren waren
niet volkomen gelijk aan de tegenwoordige paarden; strikt
genomen waren het zelfs geen e enhoevigen, want hun
voet was niet gereduceerd tot een enkelen vinger: aan elke zijde
van hun middenvinger bevonden er zich een of meer kleineren.
De kleine gestalte en de algemeene vorm van het Hyracotherium,
welke met die van den thans aan de Kaap de Goede
Hoop levenden Hyrax overeen komen, zijn de aanleiding
geweest tot den naam van Hyracotherium. In Suffolk heeft
men H. cuniculus gevonden, en in het parisien 1) H. leporinum.
In Amerika, in Wyoming, komt H. venticulum voor. Deze
dieren waren zoo groot als een konijn tot een schaap. Zij
hadden 44 tanden, waarvan de tandformule is Van
de oorspronkelijke vijf vingers is no. I volkomen verdwenen
en no. V zeer klein geworden, en verdwijnt zelfs aan den
achterpoot. De oudste hyracotheriën zijn door Marsh Eohippus
genoemd, en uit de hooger gelegene Bridger-lagen, Orohippus,
en zij schijnen identisch te zijn met Pliolophus van Owen uit
het London-clay. Doch volgens L ydekker is Orohippus niet
identisch met Pliohippus: Orohippus is het zelfde dier als
Pachynolophus, en Pliohippus het zelfde als het Hyracotherium.
Het geslacht Anchitherium, door De Christol Hipparitherium
geheeten, is samengesteld uit dieren, die in het eoceen in
Europa leefden, A. Dumasi, A. aurelianense en anderen. Hun
astragalus geleek op dien van het paard, en ook de drie verlengde
vingers deden deze dieren tot het paard naderen.
Het geslacht Hipparion, door K aup Hippotherium geheeten,
is aangetrofïen te Eppelsheim, in Frankrijk en ook in Indie,
Hippotherium antelopinum. Het Hipparion geleek, behalve in zijn
pooten, volkomen op een paard. Slechts een plooi in het email
der tanden verliep een weinig anders als bij het paard, en
vormde een eigenaardig eilandje van dentine, terwijl het bij
het paard'zich als een schiereilandje vertoont. Het schijnt dat
het Hipparion in den opper-miocenen tijd in groote kudden
de vlakten van Europa heeft verlevendigd, zooals zijn nakomeling,
het paard, thans de vlakten van Amerika, de zebra
en kwagga die van Afrika, de ezel die van Azië doorkruisen.
Gaudry heeft te Pikermi in Griekenland wel 1000 beenderen
van bipparions verzameld, die aan vier en twintig individu’s
hadden toebehoord, en ook de overvloed van hipparion-over-
blijfselen die te Eppelsheim in Duitschland, te Baltavar in
Hongarije, in den berg Leberon in Frankrijk, te Goncud in
i) Parisien, Fr. Naam van de tertiaire lagen waarop Parijs voor een groot gedeelte
is gebouwd. Zij bestaan hoofdzakelijk uit mergel, kalk, zandsteen en leem.