Was Orohippus niet grooter dan een vos, Mesohippus was
reeds zoo groot als een schaap; Protohippus, overeenkomende
met het europeesche Hipparion, was reeds zoo groot als een
ezel. Protohippus was een voor en achter drieteenig paard,
welks ellepijp bijna geheel met het spaakbeen was versmolten,
en welks kuitbeen zich slechts als een dun griffelbeen
vertoonde. Dit blijkt uit Fig. 58.
F ig . 58.
Beenderen van de
1. Yoorpoot.
II. Achterpoot.
2. Tweede teen.
3. Derde „
4. Vierde „
pooten van Protohippus.
cc. Spaakbeen.
b. Ellepijp.
c. Scheenbeen.
d. Kuitbeen.
Pliohippus, reeds zoo groot als ons paard, had slechts één
teen over: zijn tweede en vierde teenen waren reeds tot
rudimenten gereduceerd; de ellepijp was geheel versmolten
met het spaakbeen, en het kuitbeen was een onbeteekenend
griffelbeentje geworden. Zie Fig. 59.
F ig. 59.
T JL
Beenderen van de pooten van PlioMppus.
I. Voorpoot. , a. Schaakbeen.
TI. Achterpoot. t. Ellepijp.
2. Rudiment van den tweeden teen. c. Scheenbeen.
8. Derde teen. d. Kuitbeen.
4. Rudiment van den vierden teen.
In het plioceen verschijnt een echt paard, Equus fraternus,
volkomen gelijk aan ons hedendaagsch paard, Equus caballus.
De derde teen alleen is over gebleven; de ellepijp vertoont
zich als het haakvormig boveneinde van het spaakbeen, en
het kuitbeen is tot een dun griffelbeen geworden, zooals blijkt
uit Fig. 60.
Fig. 60.
Beenderen van de pooten van het paard.
1. Voorpoot. cc. Spaakbeen.
II. Achterpoot. b. Ellepijp.
2. Rudiment van den tweeden teen. c. Scheenbeen.
3. Derde teen. d. Kuitbeen.
4. Rudiment van den vierden teen.
Dat het werkelijk zoo is gegaan, dat inderdaad het heden-
daagsche éénteenige paard van twee-, drie-, vier-, en vijfteenige
geslachten van voorwereldlijke dieren afstamt, leeren de gevallen
van levende paarden die meer dan één teen bezaten,
gevallen waaraan men geen anderen naam kan geven dan
als bewijzen van atavi smus . Gaudry vermeldt en geeft eén
afbeelding van den linkervoorpoot van een normandisch veulen,
waarvan het tweede middenhandsbeen een volledigen
vinger met een hoef vertoonde. Marsh heeft in het American
Journal of Science van April 1892 een opstel geplaatst over
Recent Polydqctyle Horses, waarin hij over zulke veelvingerige
paarden spreekt, en als voorbeeld noemt het paard van J ulius
Ceasar, waarvan Suetonius verhaalt in zijn De vita Caesaris,
LXVI. Dit paard had feet that were almost human, the hoofs
being cleft like toes. Het was in Caesar’s eigen stallen geboren,
en de waarzeggers verklaarden dat het bewees, dat zijn
eigenaar heer van de wereld zou zijn: Caesar behandelde het
met zorg, en was de eerste die het bereed; ook duldde dat
paard geen anderen berijder. Marsh geeft vervolgens een afbeelding
van een paard uit Texas, onder den naam van Clique