bekend, dat in hoogen ouderdom in Januari 1891 gestorven
is, en dat een overtolligen vinger aan eiken voorpoot vertoonde;
hij spreekt verder van een paard uit Cuba dat aan alle
vier pooten een extra-vinger had, en als the eight-footed Cuban
horse bekend was, en eiudelijk van een paard, bekend onder den
naam van the horned horse from Teras, en dat zelfs zes extra-
teenen of vingers had: aan eiken achterpoot twee en aan eiken
voorpoot één. De meeste veelvingerige paarden die aan Marsh
bekend zijn, waren geboren in het zuidwesten van Noord-
Amerika uit een oud ras, zoodat bun bloedverwantschap met
de mustangs of het half-wilde ras van die landstreek, meer dan
waarschijnlijk is. Het is bekend dat de neiging tot teruggang
veel sterker is waar de dieren in het wild loopen, en dit feit
moet in acht worden genomen bij het spreken over dit punt,
want de voorvaders van den mustang waren zekerlijk vóór
vele honderden jaren wilde dieren. En alle voorbeelden van
polydacty lisme, veelvingerigheid, bij paarden die door Marsh
onderzocht zijn, worden het best verklaard door atavisme, en
velen zelfs laten geen andere verklaring toe. Alles bijeen genomen,
bewijzen zij klaarblijkelijk de afstamming van het
paard van betrekkelijk veelvingerige voorouders.
Zooals de teenen van stap tot stap in hun wijzigingen
kunnen worden nagegaan, is dit ook het geval met de tanden
van het geslacht paard. Het Hipparion had 44 tanden. Het
paard heeft nog wel 40 tanden, maar de eerste valsche kies,
die zeer ontwikkeld was in de paarden van het eoceen en
het mioceen, is bij het hedendaagsche paard rudimentair,
wordt niet gebruikt, en valt jong uit. Ook zijn de hoektanden
veel kleiner geworden, en zelden bij de merrie aanwezig, zoodat
inderdaad velen onzer paarden acht tanden minder hebben
dan hun voorvaders. Het diastema 1) is bij het paard zeer groot.
Rütimeyer vooral is de geleerde die de veranderingen
van de beenderen der ledematen en van de tanden dezer
1) D ia s tem a noemt men de ruimte tusschen den buitensten snijtand en de eerste
kies van het paard. Deze opene ruimte in de kaak bestond reeds in de eerste bekende
voorvaders van het paard, doch is langzamerhand vergroot. Het diastema is
van groot belang in de verhouding van het tamme paard tot zijn berijder, want zonder
deze ruimte zou er geen plaats zijn voor het bijzondere werktuig, waardoor het paard
onderworpen wordt aan den wil van den mensch — het toom of gebit.
dieren heeft bestudeerd, en zijn onderzoekingen zijn bevestigd
en uitgebreid door Kowalevsky, Marsh, Cope, Osborn, Ly-
dekker, en vele andere groote dierkenners.
De onderzoekingen der zoo even genoemde geleerden hebben
zelfs de veranderingen en wijzigingen der tanden aangetoond
van het Paloplotherium tot het hedendaagsche paard. Wij
weten daardoor dat de melktand van het Paloplotherium op
den voorrand van zijn kroon een paar kleine knobbeltjes
vertoonde; dat die knobbeltjes grooter werden bij het Anchi-
therium; dat zij reeds zeer uitgebreid waren bij het Hipparion,
en dat zij bij het paard op den rand van een paar emailplooien
zijn geplaatst, maar door het kauwen veeltijds afslijten ').
“ f jH e t gebit der zoogdieren wordt door de volgende termen onderscheiden:
T r i tu b e r c u l i sm u s = kiezen met een hoofdknobbel en twee zijdelingschekleinere
knobbels.
M u l t i tu b e r c u l i sm u s = kiezen met meer dan drie knobbels.
T r i c o n o d o n t = een midden- en twee zijdelingsche knobbels, niet in het zelfde
vlak gelegen.
S e le n o d o n t = kiezen met half-m aan vormige knobbels.
B r a c h y d o n t — kiezen met platte knobbels.
H y p s o d o n t = kiezen met zeer hooge knobbels.
M o n o p h y o d o n t = blijvende tanden die niet door wissel- of melktanden zijn
vooraf gegaan.
D ip h y o d o n t = blijvende tanden, doch die ontstaan zijn na de melk- of wisseltanden.
H om o d o n t = blijvende tanden, met enkelvoudige kroon en enkelvoudigen wortel,
die allen gelijk van vorm zijn.
H e t e r o d o n t = blijvende tanden die een verschillende gedaante hebben,snijtanden,
hondstanden, valsche kiezen, echte kiezen.
P o l y p r o to d o n t = meer tanden dan het gewone getal, en ongelijk van grootte.
B u n o d o n t = kiezen met kegelvormige knobbels.
S e c o d o n t = tanden die snijden.
A n om o d o n t = ongeregelde tanden.
D ip r o to d o n t = de middenste snijtanden grooter dan de buitensten.
De knobbels van de kiezen worden door de volgende namen onderscheiden:
K i e z e n -v a n d e b o v e n k a a k :
Yoorste-binnenste knobbel = p r o to c o n u s .
Achterste-binnenste of 6de knobbel = h y p o c o n u s .
Yoorste-buitenste »
Achterste-buitenste „
Yoorste-tusschen „
Aohterste-tusschen „
K i e z e n v a n d e . o n d e r k a a k :
Yoorste-buitenste knobbel
Achterste-buitenste „
Yoorste-binnenste of 5de knobbel
Tusschen- of, in vierknobbelige
kiezen, voorste-binnenste knobbel
Achterste-binnenste „
== p ar ac o n u s .
= me t ac on us .
= p r o t o c o n u l u s .
= m e t a c o n u l u s .
= p r ot o c o n i d u s .
= h y p o c o n i d u s .
= p a r a c o n i d u s .
= me t a c o n i d u s .
= e n t a c o n i d u s .