plooien gevonden, die de aanwezigheid van een spiraalsgewijs
klapvlies in de ingewanden aantoonen, analoog met wat men
bij de glanssschubbige visschen vindt.
De Euchirosawrus uit de zelfde vindplaats was grooter dan de
Actinodon. Bij den Stereorachis, een met stekelige schilden bedekt
dier, waren alle wervelen verbeend: het lichaam van den
wervel bestaat uit één stuk, en bij is biconcaaf, zooals bij de
visschen. De tanden zijn groot en spits met rechte plooien.
In deze zelfde groep plaatst men ook den Anthracosaurus v an
I I u x l e y uit bet steenkool van Northumberland: dit dier is
slechts door zijn schedel bekend, die 36 c. lang en 33 c. breed was.
De groep der d o o l h o f t a n d i g e n onderscheidt zich,
zooals boven reeds gezegd is, door de eigenaardige tanden. De
typische doolhoftandigen zijn vooral boog ontwikkeld in bet
trias. De schilden van den kop en de borstschilden zijn fraai
versierd en met email bedekt: deze dieren verdienen den
naam van Ganocephalen, glanskoppigen. Daar hun verbee-
m'ng volkomen is, hebben zij geen buikschilden meer. Daarom
scheidt Z i t t e l de t y p i s c h e l a b y r i n t h o d o n t e n
van de boven besprokene geslachten, die hij onder dennaam
van Gastrolepidoti, buikschubbigen, vereenigt. De overgangen
echter tusschen beide familiën, als men de structuur der tanden,
de sculptuur der scbedelscbilden en de verbeening der wervelen
in acht neemt, toonen aan dat de echte doolboftandigen
van de buikschubbigen afstammen en dezen hebben vervangen.
Een groote plaats wordt onder deze amphibieën ingenomen
door den boven reeds genoemden Mastodonsaurusgiganteus. Zóó
is dit dier door J a e g e r genoemd; O w e n deed echter opmerken,
dat die naam niet goed bedacht is, daar zijn tanden
niet bet minst op tanden van een mastodon gelijken, en
daarom werd het dan ook later Salamandroides gebeeten. Hoe
dit ook zij, de tanden van den Mastodonsaurus zijn echte
labyrintbtanden, en bet beele dier gelijkt op een reusach-
tigen salamander, welks kop soms wel een lengte van 1
meter bereikte. De tanden van de bovenkaak staan soms op
twee rijen: van de buitenste rij, uit meer dan 100 tanden
bestaande, staan er 7 op bet tusschenkaakbeen en de overigen
op bet os maxillare; die van de tweede of binnenste rij staan
op het ploegbeen, vomer, en op de kaak, en de drie voorsten
zijn de grootsten. De tanden der onderkaak staan op één rij;
vóór elke rij, aan elke zijde, staat een buitengewoon groote
tand, die door de bovenkaak heendringt, en door een kleine
opening in den neus uitkomt.
Prachtig bewaard gebleven schedels van den M. giganteus
zijn er, nevens wervelen, ribben, keelplaten en beenderen der
ledematen, in het zwarte aluinlei van Gaildorf en Oedendorf
in Würtemberg gevonden, en bevinden zich thans in het
museum van Stuttgart.
Tot de labyrinthodonten rekent men soms ook het dier
dat men Chirotherium of Cheirotherium, dat is h a n d d i e r ,
beeft genoemd. In de lente van 1833 werden er bij Hildburg-
bausen, in het bonte zandsteen van Hessberg, steenlagen ontdekt,
die duidelijk en goed bewaard gebleven indruksels van
v o e t s p o r e n van verschillende dieren vertoonden, vooral
voetsporen van een groot dier, dat vijf teenen had. Die indruksels
vindt men steeds op de oppervlakte van een steenlaag,
die door andere lagen wordt bedekt, derhalve in de
voegen van het gesteente. Zij zijn dus steeds opgevuld met
de laag die er, nadat zij gemaakt waren, op is afgezet. Daaruit
blijkt dus dat er dieren geloopen hebben op een vochtigen,
voor indrukken vatbaren grond, en dat die vochtige grond
later tot steen is verhard, en weer met andere slijklagen is
bedekt geworden. Ook ziet men nevens die voetsporen een
netwerk van vrij diepe barsten in het gesteente, precies zulke
barsten als er nog heden ten dage ontstaan in een laag slijk
of baggermodder, die op den wal van een sloot ligt uit te
droogen. Zelfs vindt men soms, nevens die voetsporen en
uitdrogingsbarsten, indruksels van regendruppels op het nog
vochtige sbjk, en ook enkele malen zoogenoemde ripplemarlcs,
dat zijn de golfvormige richels, die het zeewater bij ebbe op
het zeestrand aan onze kust achterlaat.
De dieren die deze op rijen liggende voetsporen hebben
gemaakt, hadden pooten met vijf teenen, die ongelijk van
grootte waren. De voorste voetsporen zijn ongeveer de helft
kleiner dan de achtersten, doch beiden hadden vier, bijna even
lange teenen en een korteren, zijwaarts gerichten duim. Nevens
de groote voetsporen vindt men ook anderen, die veel kleiner
zijn, alsof er oude en jonge dieren hadden geloopen.
Deze merkwaardige voetsporen werden het eerst door zekeren
4*