I f £ ü
ran wegens den Prins, onder den Hecr
Fariaux , cn cen geduurig gejuych zoo
van oud als jong tcr bezetting ia de
ila d : waardoor zy nictmin tegens alle
aanflagen van buyten , dan tegens dc
oiuuft van binnen verzekerd icheen.
Doch Thadeus Landman, een onruilig
( i ) Predikant, cn mcc die benden tegelyk
(,) Eiriij-
g e Ann.
de sProv.
unies.tom.
I i.io l.4 7 6 .
(i) I.T Îo ek
d e rK on .
kap. X I I .
• V . I 3-
( 3 ) liafna-
g e Ann.
des Prov.
«nics.tcJm.
I I.fo l.4 7 7 .
in dc ilad gekomen , had de flout-
heyd van met dc hulpe van nog twee andere
Lecraars, op den naam der inwoon-
dcrea, by cen ingeleverd gefchrift nietalleen
ccne beterc bchandeliiig der geldmid-
dclcn, eenen Stadhouder, en de verlol-
ilng van Gods Kerke, die onder eene
zwaare ilaverny verzuchtte, van den
Graaf van Hoorn tc verzoeken, maarook
op den predikilocl geklommen zyn-
dc over cenc Schriftuurplaats (x) mec
zccrvecl heeviglieyd, zoo tegens den geweezcn
Magiftraat der Stad als dc Staaten
des Lands, volgens zyne gcwoonc predik-
w y z e , uyt te (3) vaaren. En hoewel hy by
die gelegenheyd niet uaaliec hetgehoudcu
gedrag des Prinien van Orauje hemelhoog
tc verheffen, zoo was 't echter dac die,
ziende deczen Landman zich de magt
aanmaatigeu van alles te zeggen, wac
hem in den zin ichoot, hem deswegen
zeer vinnig doorhaalde. Tevoore had
b y ook door diergelyk gedrag den haat
der Staaten op zich gelaaden; want
Landman yverde nietalleen geweldig
tegens de Roomfchen , en tegens de
zulken, welke de Kokccjaanfche lecr-
wyze aankleefden, maar had toeoal de gewoonte
van ook mecft altyd eenige Staatszaaken
in zyne prcdikaacfien tc mengen,
en, als zynde cen grooc voorftander vaa
de Stadhoudcrlykc regeering , by zyne
rochoorders die der Staaten , als fchaa-
delyk aan den Lande, op de haatlykfte
wyze verdacht te maakcn. Zulks als
de Staaten van (4) Holland voorheen een
Befluyt naamen van dat gcene Predikanten
zich iu hunne predikaacfien mec ccnigc
Staatszaaken zouden hebben te bemoeijcn,
op peenc van de ovcrtreedcrs van hunne
bedicningcn (y) a f cczecccn, zoo was ’c
echter dac h y , opcencn Decdedagdcs jaars
zefticnhondcrdvyfenzeftig, in ’s Graavcnhaage
predikende , tegens het ontfangen
van den Franfchen onderftand, als uyc
Roomichen beftaande, en van wier hulpc
; men overzulks geen gcluk te verwachten
had,(6) zoo hecvig uycvoer.dat hem dc pre-
dikdienft verboodcn, en zynewcdden onc-
houden wierden; tot tyde en wyle hy
hunne Edele Grootmoogendheden voldoe-
(7) zoude hebben gegeeven. En
hoewel hy federt herfteld (8 ) wierdt, zoo
had hy echter dit voorval nooit vergccten,
maar zich tegens dc Heeren de Witt en
hunne aanhangers indiervoege gekant, dac
men weetc hoedaanige rol hem hierom
door Jochem Oudaan in zyne Haaglche
Broedcrmoord (9} -gegeeven zy. By anderen
echter was h y , om zynen fiereii
yver voor den Godsdienft, in hoogachrin-
ge: als blykt nyt deezen penning, die
op zyn ovcrlyden naamaals gemunc
is.
H I S T O R I P E N N I N G E N .
Op de tegenzydc, Icell men die achtrcgelig gedieht:
(4) Refol.
clerStaaten
van HoH.
7 N o t .
16 6 ?.
( j ) Refol.
der Staat,
van Hüll.
5 ü c c .
16ÓJ.
(6)Aitze-
ma zaaken
van ftaat
en oorl.
V . d c e l,
£ 0 1.5 0 1.
(7) Relol.
dcrStaaten
v an Holl.
7 N o v .
1665.
(8) R cfol.
det Staat,
van H e il.
4 D ec.
1Ö65.
(9) 1. 13c-
d r y f,
ito o n e e l.
Hct borftbeeld van den gemelden Lecraar, welke in ’c jaar zeftienhonderdvyftig tot Predikant
tcZevcnbcrge, zcs jaaren laater te Delft, en eyndelyk over tien jaaren in ’s Graavenhaagc was beroepen
, ftaat met mantel cn bef op dc voorzyde } binnen dit randfchrift:
T H A D E U S D E L A N T M A N , S a c r o S a n c t o e T H E O lo g i / e
D o c t o r , E C C l e s i a : H A G a n a : P a s t o r .
A E T a t i s f i . O b i i t , 1 6 8 1 .
T I I ADEUS d e l a n d m a n , M E E S T E R I N DE H E T L I G E
G O D S G E L E E R D H E T D , H E R D E R D E R K E R K E F A N
’S G R A A F E N H A A G E i I N Z TN S OUDE RDOMS
f z - J A A R C E S T O R F E N , 1Ö 8 1 .
O p
I N 'T B E E L T N I S D A T H I E R STAAT,
B L I N K T L A N D M A N S F I E R G E L A A T
ONS C I E R L T K O N D E R D'OGEN:
D I E N BO U HE E R F A N GODS K E R K ,
ZO I F R IG I N Z T N WE R K ,
ZO S C H I E L T K ONS ONTOGEN.
DUS E R F T D E D EU G T H A A R LOON.
Z T N Z I E L yU I G T FO OR GODS TROON.
(OVer- ,
volg van
vciwarA
Kuropa,
pas.649.
(i) Ont-
roerd
Nederl.
II. de el,
pag. 757
Behalven de hiervoor gcnoemde Heeren
, die de Magiftraac van Uytrccht aan
den Prins had atgevaaardigd, waaren ook
ecnige Qemagcigdeu wegens ’s Lands Staaten
naar ’s Graavcnhaage ( i ) gezonden, om
• als voorheen, nevens die der andere Landfchappcn,
iu de Vergadering der Algemeene
Staaten wederom zitting te neemen.
Doch dc zelvc maakte zwaarig-
hcyd van deeze Uy trechcfchc Gemagtigden
in die hoedaanigheyd te erkennen, zonder
alvoorens hierop hcc gcvoelcn der byzonderc
Landfchappcn verftaan tc hebben:
mids die van Groeninge en Vriefland ftaan*
de hielden dat men de verlaatene Geweften
niec weder by de Vereeniging,maar als andere
överheerde Landen behoorde te ontfangen.
Dewyl die eene zaak was van zeer langen
riaaflcep, cn ondertuflchen de Uytrccht-j
fche Regeering nior koude gefchort blyven, 1
Wierden door dc Algemeene Staaten, den
vyfentwintigften van Slagtmaand , de
Loontrckkende Raadsman Fagel en dc
Heeren J . Geclvlnk wegens Holland, Willem
van Krommom wegens Zeeland, B.
Gcmmenich wegens Vriefland en Scato
Gokkinga Wagens Groeninge, naar Uyt-
Tcchc gezonden ; om dat Geweft voor de
Algemeene Staaten in bezit te neemen.
Uyc wier näarh zy (x) alle Bewindsman-
hen der regeeringe in hunne bedieningen
gefchort, en het verder bekleeden van die
onczegd hebben; gelyk ook de Raadshceren
des Hofs, ja doende zelfs ’s Lands inkoin-
ftcn in den naam; der Algemeene Staaten
verpachten. Ondertuflchen wierden, op
dat de Stad niec buyten regeering zoude
z yn , de Hoofdbaljuw Ruylch, dc Geheymfchryver
Qiiinc, die van ’r Gerecht
Lichccnberg, die der Staaten van Bcuzi-
chem, en de Ontfanger der Gemeene mid-
dclcn dc Leeuw by voorraad in hunne bedieningen
gefteld , om de gelden in te
vorderen, doch niet dan op laft der Algemeene
Staaten weder uyc tc geeven. De
Graaf van Hoorn die aldaar het gebied
over de krygszaaken voerde , ftelde federt,
te weeten den negenentwinrigften
(3), op ’t voorgemelde verzoek van den
Leeraat Landman acht ßurgcrhopluydcn Neiierl.
aan, om hcc beftier van Srads zaaken, rot
dat daarop ten volle een Bcfluyc zoude genomen
z yn , fnmiddels waar te neemen.
Staande deeze onzekerheyd was veelcr bckommering
van voor altyd van hunne be-
bedieningcn verfteeken tc zullen zyn, cn
dus de voornaamfte zorg, om z ich, toc
hunne herftelling, in de gunft des Prinfen
te dringen. T ot die eynde meenc
men dac onder anderen ook dit geld-
ftuk door den Stichtfchen Muntmeefter is
in ’c licht gegeeven ; mids het dés
Prinfen gekroond borftbeeld, eene zaak
anders ongehoord, evenals eercyds dat
van ( • ) zynen Betovergrootvadcr voert, (*■)/• Dtii
Wien men de Hooge Övcrigheyd, ge-
duurende de oorlog, recds had opgedraagen,
en ook nog van zins was
in ’t vervolg voor altyd op ce draagen.
Hcc gekroonde bovcnlyf ran Prins Willem in Volle wapenruftinge houdt in de rechter hand cen
H L Veel . K k bloot
lit
■
V ' i
f
r : , '
't ■'
■ t,
!>
' r
i' . ■
V •1 ‘ ^
, . Î ! ! -