
POLYOMMATUS CIRCE, w . v.
Plaat 25, Fig. 1—14.
Ochsenheimer, Sc/mett. vöri Europa. I. 2. p. 70.
HERRiCH-ScHaFFERj Syst, Bearh, d. Schmett von Eur. 1, p. 131.
Hübner,; Scmml. Eur. Schmett, Pap. PI. 67, fif». 334—336.
v. Heinemann, Die Schmett. DeutschL und der Schw. I, pag. 87. (Dorilis Hüfn.),.
Voor zoo ver mij bekend is, bestaan er slechts afbeeldingen en be-^
schrijvingen van Polyommattis • Circë als volkomen insect, terwijl het
schijnt dat de vroegere toestanden tót nog toe niet zijn nagegaan,
zoodat het mij dubbel genoegen doet in deze bijdrage ongeveer de
geheele levensgeschiedenis van dezen dagvlinder' te kunnen mededeelen .
De eijeren (zie fig. 1.) die-bij mij in het midden van September,
meestal aan de onderzijde der bladeren van wilde-zuringplanten gelegd
werden, bleken bij vergrooting dofgroen te zijn en over togen met een
wit netwerk van smalle ribben. Het ei is veel ronder dan dat van
Lycaena Alexis, ofschoon niet zoo hoog als bij Thecla Betulae, volgens
Sepp's afbeelding, en vormt dus eenen overgang tusschen de eijeren
der beide genoemde geslachten. Vergelijk fig. &
Na ongeveer tien dagen komen uit deze eijeren de geelachtig groene
rupsjes (fig, 3). Haar kop is groen met bruine monddeelen. Elk lid
draagt op den rug twee zeer lange naar achter gebogene haren en BH