
STHANELJA HIPPOCASTANARIA ■
Plaat 41, Fig. 1—12.
H ü bn e e , Samml. Eut. Schmetl. G-eom. fig. 186 en fig. 4 0 5 , nom. Degenerata.
Theitschke, Schmett. von Europa, V I , 1 bl. 841,- en X , bl. 199.
G ueké e , Lépidoptères; TJran. et Phaîên. Dl. X , bl. 242.
Hi-RP.icn-ScHâfTiîR, Syst. Bearl. der Schmett. von Europa, bl. 3 6 , fig. 330.
Woob, Index entomologicus, PI. 2 3 , fig. 631.
Wilde, Efiansen und Raupen, I I , bl. 408, (de rups).
Sîtelleh , Le vlinders van Nederland, Macrol. bl, 598.
Aan menig insekten-verzamelaar die op zijne tochten een of ander,
in de nabijheid van heidevelden gelegen dorp bezocht, zijn ongetwijfeld
de heidezoden of zoogenaamde plaggen die tot strooisel
onder het vee gebruikt worden en daartoe, bij een aantal boerenwoningen
op stapels gesteld zijn, wel eens in het oog geloopen.
In dit geval hebben zij waarschijnlijk op hem eene onwillekeurige
aantrekkingkracht uitgeoefend, bij de bewustheid dat zij
meestal een schat van insekten verbergen, waarvan hij zich op
eene gemakkelijke wijze kan meester maken. Dikwijls zal hij dan
ook voor de weinige oogenblikken die hem een vluchtig onderzoek
kosten, ruimschoots schadeloos gesteld zijn door het vinden van
eenig zeldzaam of nog onbekend insekt dat, door de broeiing der
opgehoople plaggen naar buiten gejaagd, op een der uitstekende