
EPÏÏYRA TRILINEARIA, borkh.
Plaat 17, Fig. 1—14.
Bob.kha.usen, Sysi. Beschr. der Europ. Schmetterlinge, Dl. V, pag. 502.
H übnee, Samml. Eur. Schmeti. Geom. Tab. 13, fig. 68, (foem.)
T keitschke, Die Schmeti. v. Ere. VI, 1. 367.
v. Heinemann, Die Schmeti. Deutschl. und der, Schweitz, pag. 709.
Met uitzondering der hier te lande, zeer zeldzame Bphyra orbicularia,
is B. trilmearia de eenige tot dit geslacht hehoórende, bekende inland-
sche soort, welke nog niet in ons werk is opgenomen. Nbgtans vertoont
zich de vlinder, zonder echter daarom overvloedig te zijn, in
alle streken van ons vaderland en dat wel in twee generatien, zoodat
hij van het begin van Mei tot in het laatst van Augustus te vinden is.
Omtrent de rups merkt Güenée (') op, dat hij wel vermeld vindt
dat deze soms menigvuldig op beukenboomen voorkomt, doch dat hij
er nergens eenige afbeelding noch beschrijving van aantrof. Beiden
bestaan niettemin, de eerste in Vogel’s TUwpenkalender, de tweede, in
Stainton’s Mannal of BritisA Butterfiies. Wat de afbeelding betreft, is
deze, als de meeste teekeningen in dat werk, tamelijk slecht; opmerkelijk
is het echter, dat de rups aldaar groen gekleurd is, hetgeen
zoude bewijzen dat zij, even als die van B. punctarïa, soms in twee- 1
(1) Histoire nat. des Ins. Lépidoptères, Tom, IX, pag. 411.