
zoodat het zich veel lichter voordoet dan de man; de teekeningen
zijn echter dezelfden, doch over het algemeen veel scherper, ook
komt het afgebrokene van den vierden dwarsband veel beter uit. De
randlijn der achtervleugels liep bij mijne exemplaren een weinig
golvend, hetgeen bij de mannen of zeer weinig of in het geheel
niet het geval was. Het achterlijf is veel dikker, lichter van inkervingen
en van eene kleine bruine legbuis voorzien. De onderzijde
is nagenoeg w it, slechts in het midden der voorvleugels geel
bestoven en met zeer duidelijk doorschijnende boventeekening.
Gelijk ik dit reeds aanmerkte, bestaat er een groot verschil tus-
schen de vlinders zoo wel in kleur, als in teekening, daar men mannen
vindt, die eene veel wittere grondkleur hebben, ja zelfs enkelen die
bijna wit op de voorvleugels en okerkleurig op de achtervleugels
zijn, terwijl, daarentegen enkele wijfjes in plaats van wit, geelachtig
betint zijn. Vooral echter krijgen enkele exemplaren, meest
allen mannen, een geheel ander aanzien door de veel dichtere bruine
besprenkeling en de breedere, soms geheel in elkander uitvlojgjende
dwarsbanden, zoodat zij zich nog veel donkerder of liever eenkleu-
riger voordoen dan de bij fig. 15 afgebeelde vlinder, waarbij men,
ten minste, de teekening onderscheiden kan, hetgeen bij sommigen
niet altijd het geval is, vertoonende dezen slechts hier ën daar
eenige lichte vlekjes. Na het hier aangevoerde zal men lichtelijk
inzien dat het niet mogelijk is standvastige varieleilen aan te nemen,
tenzij men daartoe wil rekenen geheel eenkleurige exemplaren ofwel
vlinders, als de onder den naam van Orientaria bij HERRïcn-ScHaFFER
afgebeelde, alwaar onder fig. 322 een flauw gele man is voorgesteld,
waarbij het bruine zich grootendeels tot den achterrand bepaalt en
de achtervleugels geheel zonder teekening zijn, onder figuur 323
een wijfje met licht okergele tint en breeden op de achtervleugels
doorloopenden dwarsband. Deze vlinders waren uit Constantinopel
afkomstig; ook zag ik er in de verzameling van den Heer v a n
M e d e n b a c h d e Rooij, die uit Weenen ontvangen waren, en waarbij
de grondkleur veel uitgebreider en dus de teekening veel minder
dicht dan gewoonlijk is.
Het voedsel der rups, alsmede het verschil tusschen de seksen.,
boven reeds vermeld zijnde, valt hier niets meer bij te voegen dan
alleen, dat de vlinder van Lapland tot Constantinopel en in Engeland
op heide-, bosch- en grasplaatsen voorkomt en nergens zeldzaam