
haakjes van die zijde, en daar naast in profiel . voorgesteld.
In Julij kwamen de motjes uit, waarvan ik er een bij fig. 10
vliegend en een ander bij fig. 11 zittend heb afgebeeld. In het algemeen
kan men zeggen dat dezen herkenbaar zijn aan loodkleurige bovenvleugels
met twee witte driehoekige vlekjes tegen over elkander geplaatst, een
aan den voorrand, het ander a&n den achterrandshoek, ter wijl de aan vang
van den achterrand mede wit is.
In het bijzonder echter-vindt men vele afwijkingen, omdat de verhouding
tusschen het grijs en het wit onstandvastig is zoodat bij eeni-
ge voorwerpen, als bij fig. 11, het wit bijna geheel verdrongen wordt,
terwijl er anderen voorkomen, die op de vleugels zoo gelijkvormig
wit zijn als Evonymi. Eene der fraaiste verscheidenheden is die, bij
welke de twee driehoekige vlekken tot een doorgaand handje ineën-
vloeijen.
De vlinder is doorgaans kleiner dan, Eopnijmv; kop en borsstuk zijn
helderwit, en evenzeer het ruggeveld van het achterlijf, het overige van
het ligchaam is metaalgrijzig wit, soms met een roodachtigen weerschijn.
Van de sprieten is het.eerste lid wit, de overigen zijn grijsachtig,
met zeer licht bruin geringeld. De kleur der oogën'is zwart,
die der palpen grijs, en van den zuiger geel. Op den rug van den thorax
staan 4 of 5 zwarte stippels, op ieder schouderdek bovendien nog een.
Op de vleugels ziet men aan den voorrand eene rij van zeven stippen
welke rij hij de derde stip'afgebroken is en een weinigje lager weder
voortgezet wordt, aan den achterrand ziet men eene rij van vier of
vijf stippen en daarvoor eene andere van vijf—zeven. Dit is nu als
bij Evonymi, doch het komt mij voor dat bij deze (van de papenmuts)
de middelste stippelrij gewoonlijk uit grootere stippen of vlekjes bestaat.
Bij VariaMUs ziet men overigens voor den buitenrand eemi°e
onregelmatig verspreide zeer fijne stippeltjes, wier getal, sterk af-
wisselt, doch waarvan er altijd wel eenigen voorhanden schijnen te
zijn.
Het grootste verschil tusschen deze en de voorgaande soort is evenwel
aan de onderzijde der bovenvleugels te zien, daar voorrand en franje
bij VariaUlis niet in kleur van het vleugelveld verschillen, terwijl zij bij
Evonymi wit zijn (verg. fig. 18 met de 16« figuur van Plaat VIII).
Ook deze vlindertjes ziet men alleen in de schemering vliegen;
over dag zitten zij stil tegen takken en twijgen, stammen en schuttingen.