
Bij deze afwijkingen, die de fraaiste en meest uiteenlopende waren
welke ik bezat, en waarvan de bij %. 18 afgebeelde'door den
Heer A. B. van Medenbach de Boot werd gevangen, waren zeker
nog een aantal anderen te voegen, ,docb ik geloof dat de thans beschrevenen
toereikend zijn om de menigvuldige verscheidenheid die
deze vlindersoort oplevert, te doen kennen.
Het zal wellicht bevreemden dat ik nergens van eene driehoekige
costaalvlek, die door Zeller en Stainton als een kenmerk van het
geslacht wordt opgegeven, gewag maakte. Ik liet dit na, omdat het
vermelden van niet doorgaande kenteekenen mij altijd toeschijnt
meer tot verwarring dan tot verduidelijking te strekken en men mij,
in dit geval, toch wel zal willen toegeven, dat, zoo al enkele individuen
gelijk de bij fig. 16 en 17 voorgestelden, duidelijke sporen
eener dusdanige teekening dragen, er toch eene sterke verbeeldingskracht
toe behoort om deze bij den eenkleurigen type en de meeste
andere exemplaren te ontdekken.
Om nu ten slotte nog iets omtrent de gedaanteverwisseling te zeggen,
teeken ik aan, dat G. elongella in twee generatiën voorkomt,
kunnende men de rupjes in het voor- en najaar, de vlinders in den
zomer en in de maanden October en November, ja zelfs gedurende
den geheelen winter aantreffen, zoodat het waarschijnlijk is, dat die
der laatste generatie eerst na de overwintering hunne eijeren zullen
afzetten.
Bupsen die ik, zoowel te Dordt op elzen, als te Yelp op berken
vond, leverden mij de vlinders van het begin van October af tot in
het laatst van November.
Uitwendig ontdekte ik alleen eenig kenbaar verschil tusschen de
seksen door de iets dikkere lijven der wijfjes en het meer gepluimde
achterlid der mannen.
Deze soort komt in geheel gematigd Europa zelfs tot in Noorwegen
voor, en schijnt .nergens zeldzaam te zijn.
Daalhuizen, 6 April 1867. de Boo v. W.