
ontwikkeling dezer generatie zoo buitengewoon snel voortgaat dat
de geheele metamorphoso in ruim lfjj maand afloopt.
Het groot aantal vlinders dat ik van deze soort kweekte, heeft
mij bewezen dat, behalve eene menigte van overgangsvormen, alle
de door Hübner afgebeelde verscheidenheden ook hier te lande
voorkomen, zelfs vlinders die goed overeenkomen met Hübner’s
Degener a n a , ofschoon toch minder helder groen dan de vlinder
door mij bij fig. 3 naar een Duitsch exemplaar afgeteekend, ook
verkreeg ik de echte P u n c la n a van Hübner zelfs nog donkerder
grauw en alleen geteekend met twee zwarte stippen bij den wortel
twee dergelijken voorbij het midden van den vleugel eenige kleine
zwarte stippen langs den buitenrand en een flauw sp'oor van
den tweeden dwarsband, zoodat dit exemplaar sterk afwijkt van
de door mij, bij fig. 18 en 19, voorgestelde vlinders.
R.
“Verklaring van Plaat 50.
Fig. 1. Rups van Melanippe montanata.
u 2 en 3. Voorste en achterste ringen, vergroot.
* 4. De pop in het spinsel.
» 5. De pop, afzonderlijk.
" 6. Dezelfde vergroot.
h i en 8. Haar staartpunt, sterker vergroot.
h 9 "en 10. Rupsen van S a l ia s qnercana.
u 11. Rups van H e r minin barbalis.