
terpoolen lichter van kleur met twee paar sporen en lichter gevlekte
tarsen dan die der andere pooten. Het achterlijf is dik, bruinachtig
grijs met lichte inkervingen en van eenen bruine hoornachtige
legpijp voorzien, die bij lig. 14 vergroot is afgebeeld.
De kleur der voorvleugels is zilvergrijs met bruine en zwarte
atomen doorwerkt en geteekend met onregtmatige donkerbruine en
zwarte vlekken die, bij duidelijke exemplaren als fig. 10 en 11,
den vorm aannemen van twee dwarsbanden, waarvan de eerste
gelijkt op een met de punt naar buiten gekêerden scherpen
hoek en de tweede eene dubbele naar builen gewende bocht vertoont.
Rondom de vleugelpunt slaan zwarte vlekjes voor de lichtgrijze
franjes. De achtervleugels zijn niet groot en loopen eveneens
spits toe, hunne kleur is grijs met donkerder bruinachtige randen
en duidelijken aderloop. De onderzijde der vleugels is, even als die
van het lijf, lichtgrijs met flauwe doorschemering der bovenleeke-
ning en met donkerder vlekjes^ voor do lichte franjes der voorvleugels.
Bijzondere afwijkingen kwamen mij niet voor, slechts vond ik bij de
mannen eenig verschil in de kleur en in de betinting van het wit op
de voorvleugels, bij de wijfjes eene min of meer duidelijke afteekening
die maar zelden zoo scherp is als bij het onder fig. 10 afgebeeldé
en zeer fraaije exemplaar.
De mannelijke vlinder vliegt over dag en vertoont zich op zonnige
dagen, in ons geheele land, soms zelfs vrij overvloedig, bij
het eikenhout. Zijne vlucht is niet snel en gewoonlijk niet'veel
hooger dan vier of vijf voet boven den grond. De gewone tijd
van voorkomen is in de maanden Oktober en November, hoewel ik
ik in 1858 de vlinders den 9a" September buiten aantrof.
Even als bij de verwante soorten F a g e lla en S a lïc e ü a verkreeg
ik uit mijne poppen meer mannen dan wijfjes; daarom verwijs ik
hier op de aanmerkingen die ik vroeger deswege maakte.
Er bestaat slechts ééne generatie:, waarvan, volgens Herrich-
ScmFFER, enkele vlinders zouden overwinteren.
Gelijk men gezien heeft, leeft de rups op appel- en eikenblad;
behalve dit wordt nog als voedsel .opgegeven beuken en elzenloof,"
en dus is zij dus tamelijk polyphaag.
liet door W ood bij fig. 1272 onder den naam van P h y g a n e lla
afgebeelde wijfje is geheel onkenbaar; beter echter dat wat hij geeft