
duidelijk te onderkennen. De eerstgenoemde veranderde op den 4den
Junij in eenen niets buitengewoons aanbiedenden vlinder. *
Naar ik vermoed, behoorden de vroeger door mij vermelde graauw-
groene rupsjes bij deze afwijking. .
Onder mijne rupsen bevonden er zich echter geene met honiggelen
kop en groenachtig grijs nekschild, zoowel op kop als nekschild grijs
gevlekt, zooals Treitschke, volgens F ischer von R öslerstamm, in zijn
Suppl. X, 3, bl. 48 opgeeft.
Variegana voedt zich als rups op. appel- en peren-boomen, waarop
wij haar alleen aantroffen; het is echter vrij waarschijnlijk dat zij
zich op andere ooftboomen evenzeer ophoudt.
Zoodra de rups hare volle grootte bereikt heeft, versterkt zij haar
verblijf met witte zijde en verandert, binnen dit spinsel, weldra in
eene levendige, donkerbruine pop met zwarte vleugelscheeden, die ongeveer
de halve ligchaamslengte hebben.
Ik heb de 1 Ned. duim lange pop bij fig. 4 in natuurlijke grootte
en haar staarteinde, vergroot, bij fig. 5 afgebeeld. Gelijk men ziet,
heeft het laatste lid aan de buikzijde eene verdikking en eindigt het
in eene gebogene spits, waarop eenige helderbruine haakjes staan', terwijl
men aan wederzijde, even boven deze spits, nog twee dergelijke
haakjes waarneemt. De pop is hier en daar met fijne haartjes bezet.
Nadat de. pop ongeveer veertien dagen gerust heeft, krimpt haar
achterlijf in en zet zich spoedig daarop weder sterk uit, waarop de
pop, in haar spinsel bevestigd, eene hevige ronddraaijende beweging
maakt, daarna eenige oogenblikken rustig blijft en vervolgens op den
rug opensplijt, waarop de vlinder er ongeveer halverwege uit'dringt
en, na eene korte rust, haren weg vervolgt.
Onze 6e figuur vertoont Variegana in vliegende houding. Hare lengte
bedraagt dan ongeveer 2 tot 3 Ned. duim. De kop, de sprieten en de
voelers zijn donkerbruin. De oogen zwart, de rug bruin met asch-
kleurige vlekken, het achterlijf aschgraauw, glanzig, en de pooten geel#
graauw. De ondervleugels hebben vrij wel den vorm van eenen hal-
ven cirkel; hunne kleur is aschgraauw, vrij donker, naar den wortel
lichter en geler. Yoor de grijze franje staat een in zwart ingevat
geel lijntje.
Men zal zich welligt verwonderen dat ik de beschrijving der bovenvleugels
achteraan plaats, hetgeen echter plaats heeft opdat men dat
gedeelte van onzen vlinder naauwkeuriger zou bezien, waarom ik ook
bij fig. 7 e'ènen bovenvleugel vergroot heb afgebeeld.
Als van zelf splitst zich de bovenvleugel in 5 ongelijke deelen,
waarvan het eerste, het wortelveld, een grijsachtig bruine kleur heeft
naar den vleugelwortel in zwart overgaande. De buiten grenslijn
van dit veld is eene hoekige witte lijn waartegen, aan den voorrand
eene zwarte en aan den achterrand, eene groote, getande bruine vlek*
rust. Bovendien ziet men op dit veld eenige zwarte stipjes. Het
volgende blaauwgrijze veld is bandvormig met 8 ongelijke zwarte
stippen en aan den binnenrand, door eene korte witte lijn begrensd. Aan
den voorrand gaat de grondkleur ongemerkt in vuil grijs over, waarop
een zwart vlekje en twee donkere streepjes staan.
De 8de afdèeling geeft aan den vleugel eenige afwisseling bij de
overigens sombere tinten. De kleur hiervan namelijk is bruin, tegen
den binnenrand vrij helder. Ook dit veld is door eene witte lijn Van
het volgende gescheiden. Het draagt tegen deze witte lijn, eene groote
zwarte vlek en hier en daar verspreid eenige zwarte streepen en
punten. Denzelfden blaauwgrijzen tint, welken wij in het tweede
veld aantroffen,' vinden wij in het vierde weder, slechts aan den achterrand,
door een in wit ingevat zwart punt, op het midden des vleugels
door eene zwarte vlek en een van daar, langs den hoekigen
buitenrand * loopend gedeeltelijk in zwart ihgevat wit lijntje, afgewisseld.
Het vijfde en laatste veld beslaat de overige vleugelruimte; de
grondkleur is wit, maar grootendeels met loodkleurige en bruine vlekken
bezet. De vleugelpunt is bruin met twee zwarte punten. Na
eene zeer smalle witte strook, volgt een fijn bruin lijntje van den
voorrand naar den buitenrand, gevolgd door eene onregelmatige loodkleurige
vlak aan den voorrand gevorkt en in 4 zwarte punten eindigende.
Zij omsluit gedeeltelijk eene bruine vlek.
Bij den dorsaalhoek staan twee licht-loodkleurige vlekken en op het
midden van den vleugel 4 stippen, waarvan twee loodkleurig, de
andere twee zwart zijn.
Bovendien hangen aan den voörrand vier zwarte haakjes en aan den
buitenrand vijf zulke Stipjes. Na een wit en daarop een zwart lijntje
volgt de zwart en grijs geschakeerde franje.
Het is mij niet mogelijk geweest, in kortere woorden, eene eenig-
zins duidelijke beschrijving van Variegana’s bovenvleugej te geven,
terwijl ik mij evenwel nu nog op de afbeelding dien te beroepen.
2*