
SCYTHROPIA CRATAEGELLA L.
Plaat 45, Fig. 1—11.
Hübner, Samml. Hur. Schwelt. T in e e n , Tab. 37, % . 257.
T reitschke , Schmelt. o. Eur. IX , 1. blz. 231.
F r ey , Tineen und Pterophoren der Schweiz, blz. 37.
Op den 29'1" Mei van dit jaar eenig jong plantsoen in oogen-
schouw nemende, viel reeds van verre mijne aandacht op een
Meidoorn, die door zijnen armoedigen en bijna bloem- en blader-
loozen toestand treurig afstak bij zijne naburen, welke in prachtigen
voorjaarsdos met roode en witte bloempjes overdekt in den vollen
zonnegloed schitterden. Nader bij gekomen, bleek het mij al ras
dat de oorzaak niet ver te zoeken was en moest toegeschreven
worden aan eene Hyponomeutensoort, die de bladeren grootendeels
vernield, en het geheele boompje, als het ware, in een dicht weefsel
gehuld had. De rupsjes hingen, bij menigte, in allerlei lichaams-
bochten en krommingen in deze webben en geleken dus, in dat
opzicht, op die der algemeen bekende soorten dezer afdeeling,
waarvan zij echter aanmerkelijk verschilden door hunne kleur, die
mij dan ook terstond bewees dat ik eene andere en nog wel eene
voor mij geheel nieuwe soort aangetroffen had. Ik nam dus een
gedeelte der rupsen mede en liet de overigen in hare verblijfplaats,
om haar zoowel buiten als te huis te kunnen waarnemen.
Al dadelijk mogt ik het spinvermogen dezer kleine diertjes bewonderen,
die de suikerflesschen waarin ik hen geplaatst had, zeer
spoedig geheel en al met hunne taaije witte webben opvulden en
daarin op dezelfde wijze als buiten hunne plaatsen innamen.
De lengte der 16-pootige rupsjes, was van 1 tot 1,5 Ned. duim,
op welke laatste grootte zij volwassen zijn. De vorm van het lichaam
is in het midden het dikst, dus dunner naar de uiteinden toeloopend
en over het geheel iets gelijkend op dien der Cerostoma-soorten, van
welke vlugge en kronkelende diertjes zij evenwel door hunne logge
en trage bewegingen aanmerkelijk afwijken. Kop oranjegeel met
glanzend zwarte teekeningen. Voorpooten hoornig, bruin met breede
glanzende zwarte vlekken. Lichaam geel met bruine en lichte golvende
lijntjes als gemarmerd en daardoor een lichter of donkerder
oranjekleurig bruin vertoonend. Gewone wratjes duidelijk, licht
bruinachtig geel, de buitensten op de drie eerste leden, grooter
en zwart, de kleur langs de zijden een weinig lichter doch, daaronder,
benevens de buik donker paarsbruin. Middelpooten en na-
schuivers van dezelfde kleur, doch meer groen van tint, de laatsten
zwart geringd. Haartjes lichtbruin (Verg. fig. 2—6)-.
De pop'(fig. 7) is 7 of 8 streep lang en van eenen zonderlingen,
van andere Tineen afwijkenden vorm; zij heeft, gelijk men aan de
bij fig. 8 vergroote afbeelding zien kan, aan den kop eene ver overstekende
punt en is zwart van kleur met breede okerkleurige ringen.
Ook het staarteinde is merkwaardig, verloonende zich dat, sterk
Vergroot en onder tegenaan gezien, als bij fig. 9 is voorgesteld.
De beschrijving van den vlinder luidt:
Vleugelspanning van 13 tot 17 streep. Sprieten korter dan de
vleugels, wit met bruin geringd. Kop en thorax wollig, wit, dikwijls
met eenig bruin doormengd. Palpen afhangend, lichtgrijs, met groote
donkerbruine vlekken. Voor- en middelpooten lichtgrijs, breed donkerbruin
gevlekt, de laatsten met een paar witte sporen; achterpooten
van dezelfde kleur en teekening, doch lichter en met twee paar
spófen. Achterlijf grijs met lichtere ringen, bij de wijfjes van eenen
hoornaebligen bruinen legangel voorzien.
Kleur der voorvleugels zilverwit met fijne bruinzwarte stofjes bezaaid
on met eveneens gekleurde, doch grootere vlekjes langs den
voorrand en vooral bij den wortel. Dwarsbanden, twee in getal,
lichter of donkerder zwartachtig bruin, de eerste nagenoeg re ch t;
slechts een weinig naar binnen gericht de tweede schuins van
den voorrand naar den vleugelhoek loopend. De vorm dezer banden