
1 co
Op de onderzijde zijn de voor- en achtervleugels glanzig, de
eersten donkergrijs, de laatsten lichter dan op den bovenkant.
Het verschil tusschen de seksen is kenbaar aan het dikkere
lichaam der wijfjes en het iets bepluimde achterlijf der mannen.
Mijne rupsjes verpopten zich in Augustus en leverden de vlinders
op gedurende de geheele maand Mei en het begin van Juni, zonder
dat deze eenige andere afwijking vertoonden dan alleen in de kleur,
die soms ineer zwartachtig betint was, en in de witte vlekjes, die
bij het eene individu veel duidelijker uitkwamen dan bij het andere.
De eijeren, die echter indroogden, waren vrij zuiver rond en
van eene groenachtige • grauwe kleur; een van dezen is , bij fig. \ ,
vergroot afgebeeld.
Omtrent het voedsel der rups merk ik hier nog aan, dat daarvoor
door alle schrijvers worden opgegeven de bladeren van wilgen
en sleepruimen, aan wier onderzijde deze diertjes zich zouden onthouden.
Wij hebben thans gezien dat zij eveneens op de bovenzijde
te vinden zijn en ook peren- en morellenbladeren voor lief
nemen, waaruit bij mij het vermoeden ontstaat, of niet mogelijk
de Engelsche schrijvers en ook Frey, wanneer zij als voedselboon
F a g a n a , die ik steeds op beuken en eiken aantrof, ook perehbla-
deren noemen, de beide zoo zeer op elkander gelijkende..rupsjes
verward hebben. Uit de omstandigheid dat mij nimmer rupsen
noch vlinders op een anderen tijd dan de boven vermelde.voorkwamen,
maak ik op, dat er slechts eene enkele generatie bestaat,
hoewel men zich te dien opzichte zeer licht vergissen kan.
Slechts eenmaal trof ik de rupsjes in menigte aan; ook schijnt de
vlinder hier te lande nog weinig gevangen te zijn. VolgensTiiEiTSCHKE
is deze soort, die overigens in Engeland en in geheel gematigd Europa
voorkomt, in Saksen en Bohemen zeldzaam; ook werd hij, volgens
Frey, in Zwitserland nog slechts bij Lausanne gevonden.
Daalhuizen,
Oktober 1868.
DE Roo V. W.