
AGROTIS PORPHYREA, w. v.
Plaat 42, Fig. 1—11.
H ü b n e r , Samml. Eur. Schmett. Noot. fig. 93 5 , fig 4 73 <J.
n Larv. Iep. IV . Noct. I I , Genuin. F. f. Fig. 1. a. b.
ÏRr.iTscHKE, Schmett. ton Europa. V. 2. bl, 73 en VI. bl. 404.
F reer , B e itr., Tab. XX X IV . bi. 109.
Snellen, De Vlinders in Nederland, bl. 428.
De opmerking dat rupsen-soorten die men anders gewoonlijk
slechts weinig aantreft, soms op eens in eene ongelooflijke menigte
te voorschijn komen, is reeds zoo dikwijls gemaakt en ook in dit
werk door voorbeelden gestaafd, dat ik het zeker overbodig zoude
geacht hebben die hier nogmaals te herhalen, zoo niet behandeling
van mijn onderwerp er thans eene bepaalde aanleiding toe gaf.;
De ondervinding toch leerde mij dat de rups van Agrotis porphy-
rea in dit opzicht hetzelfde verschijnsel aanbiedt als die van Helio-
phobus Graminis, Trachea piniperda en Bombyx processionea, ofschoon
zij, door den aard van haar voedsel, ons veel minder nadeel
berokkent dan deze soorten.
Een en ander moge uit het hier volgende blijken.
Op den 24'"“ Augustus 1867, de heide doorzoekende vond ik,
voor het eerst, een vrij groot aantal'rupsen dezer soort, die toen
nog nauwelijks vijf streep lang waren. Zij hadden zestien pooten,
een licht bruinen kop, een klein hoornig bruin halsschild eii eene