
dat bij de mannen groeier is; op den buik is de kleur lichtgrijs,
doch aan de zijden, donker. De voor- en middelpooten zijn lichtbruin
met dikke zwart behaarde geelbruin gevlekte schenkels en
bruin gevlekte voeten, de achterpooten dunner, lichtgrijs en met
lichtere vlekken. Wij hebben bij fig. 16 een der middelpooten vergroot
afgeteekend.
De onderzijde der voorvleugels is donkergrauw met doorschijning
der lichte vlekken tusschen het midden van den vleugel en de punt,
die der ondervleugels iets lichter.
Golijk wij reeds boven zeiden, wisselen de vlindertjes zoowel in
kleur als teekening vrij sterk af, en zoude het zeker niet weinig
moeite kosten om twee geheel met elkander overeenkomende individuen
op te zoeken. Het bij fig. 10 afgebeelde exemplaar komt nagenoeg
geheel overeen met de beschrijving van Zeller , doch zoowel
dit als fig. 11., wijken eenigzins af van de teekening die Stainton
geeft.
De rupsjes komen niet alleen op syringen en essen, maar eveneens
op ligusters voor. Van de beide eerste boomsoorten kweekte ik deze
diertjes meermalen op, van de ligusters echter nimmer, zoodat ik
mijn oordeel omtrent de identiteit van dezen zoude hebben moeten op-
schorten„ zoo niet de Heer A. B. van Mebenbach de Root, toevallig,
de rupsjes, in het afgeloopen najaar op deze boomsoort gevonden en
uit zijne poppen, die hij in een verwarmd vertrek hield, reeds in het
begin van Maart de vlindertjes verkregen had. Deze, waartoe ook
het bij fig. 11 afgebeelde exemplaar behoorde , schenen mij eerst toe
eenigzins van de mijne te verschillen ; doch ik kwam weldra van dat
gevoelen terug, toen* eenige dagen later, ook bij mij vlindertjes
verschenen., die van syringen afkomstig waren en door hunne kleur
en teekening duidelijk het bewijs opleverden dat hier, niettegenstaande
het verschillend voedsel, aan geene andere soort te denken viel.
Van de wintergeneratie, die de overvloedigste is, leven de rupsjes
in September en October, overwinteren de poppen en komen de
vlindertjes op de gewone temperatuur, in April en Mei te voorschijn.
Van de zomergeheratie vindt men de rupsjes in Junij, de
vlinders in Julij en Augustus. Volgens Zeller zoude het verschil
der seksen kenbaar zijn aan de lichtere kleur der wijfjes, die bovendien
kortere vleugels zouden hebben ; het is mij echter gebleken
dat deze kenteekenen niet doorgaan , waarom ik mij bepaal om als