
men dat vroeger onder den ouden naam van Picana F röl. vier verschillende
soorten begrepen werden, namelijk:
1°. Corticana Hübn.
2°. Capreana Hübn.
3°. Betuletana H aw.
4°. Praelongana Guen. welke, volgens v. Hetnemann, als Betuletana
Zell. bij Herrich-S chüffer is afgebeeld.
L ederer (1) neemt slechts twee soorten aan, te weten: Picana F röl.
(Ca'preana en Corticana Hübn.) en Betuletana Haw. {Betuletana Zell.)
Yon Heinemann drie: Capreana H übn. {Corticana Hübn.), Betuletana
H aw. en Praelongana Guen. {Betuletana H. S.); Herrich-SenaFFER slechts
twee: Capreana Hübn. {Corticana Hübn.) en Betuletana Zell.; en eindelijk
Wocke (2) drie soorten: namelijk, Corticana Hübn. (Capreana
Hübn.), Betuletana Haw. {Betuletana H. S.) en Praelongana Guen.
Dat het onmogelijk is om tusschen deze verschillende opvattingen
eene bepaalde uitspraak te doen, begrijpt iedereen die weet hoe moei-
jelijk het dikwijls is om, zonder de rupsen uit eijeren opgefcweekt te
hebben, eene juiste schifting tusschen type en variëteiten te maken.
Ik zal dit dan übk niet beproeven, doch alleen mededeelen wat mij,
na eene naauwkeurige vergelijking der vlinders, het meest waarschijnlijk
voorkomt.
Vooreerst kan ik-verzekeren, dat de vier door de Engelsche. schrijvers
bedoelde vlinders, het zij deze slechts afwijkende vormen, ofwel
werkelijk verschillende species zijn, ook hier te lande voorkomen. Ik
bezit, namelijk, zelf Betuletana Haw., Corticana H übn. en de door
HERRiCH-SchaFFER als Betuletana Zell. afgebeelde soort, terwijl ik van
de H.H. Albarda en Medenbach de R ooy een paar exemplaren ontving,
die mij Capreana Hübn. schijnen voortestellen. Het geringe verschil
tusschen dezen laatsten vlinder en Betuletana Haw. zoude wel
eenigzins aanleiding geven om te vermoeden dat deze beiden slechts
eene soort zijn, ware het niet, dat T reitschke stellig beweert dat
zijne Capreana Hübn. gekweekt was uit rupsen die, gelijk wij later
zien zullen, aanmerkelijk van die onzer Betuletana verschilden. Wat
nu de drie andere vlinders betreft, komt het mij voor dat deze onderling
zoo vele kenteekenen van verschil aanbieden dat er wel grond
(1) Classification der Europäischen Tortricinen. Wiener Entom. mon&tsclirift 1859.
(2) Catalog der Lepidopteren Europa’s.
voor bestaat om hen als afzonderlijke . species te beschouwen.
In allen gevalle geloof ik, dat wij met de hier boven aangehaalde
schrijvers, gerust Betuletana als eene eigene soort mogen aannemeD,
waarom ik dan ook meen, in verband met het doel-van d it werk, te
k unnen volstaan met de betuiging, dat de door mij hier^beschreven
en afgebeelde vlinder w’erkelijk is de door von Heinemann, Stainton,
en WiLKiNSON. bedoelde Betuletana Haw. en dat deze u it de door mij
daar bijgevoegde rups en pop is voortgekómen.
Voor zoo verre ik weet,. bestaat er geene andere afbeelding van
onze Betuletana dan bij Woon fig. 887, die mij echter niet genoegzaam
•kennelijk toeschijnt, te rwijl de door Herrich-S enaFFER bij fig. 251 en
252 ook onder dien naam voorgestelde vlinder door mij, in tegenspraak
met Lederer en Wocke, voor eene andere soort gehouden wordt. Ik
heb mij dus, ten einde zoo veel mogelijk dwaling te voorkomen, tot
eene zeer beperkte opgave van synonymie bepaald en gemeend alleen
die schrijvers te moeten aan halen, volgens wien ik mijne vlinders
bestemde.
De rupsjes' waren mij reeds sedert geruimen tijd bekend, zoodat ik
dikwijls in de gelegenheid was er afbeeldingen en beschrijvingen van
te kunnen maken. Ik deed dit dan ook meermalen, • vooral van die
tusschen welken ik eenige afwijking, hoe gering dan ook, dacht te
bespeuren, doch steeds leverden zij mij denzelfden vlinder ouverander-
lijk op, nooit eene der andere soorten of variëteiten, hetgeen alweder
een bewijs - oplevert dat Betuletana werkelijk eene geheel op. zich zelvö
staande soort is.
Ik zal thans eene zoo uitvoerig mogelijke beschrijving mijner rups:-
jes geven en tevens het verschil aanduiden dat ik tusschen dezen en
die van Capreana, zoo als zij door F ischer von R öslerstamm beschreven
worden (1), ontdekte, ten einde d aa ru it blijke in hoeverre h et w a a rschijnlijk
is of deze Capreana-, inderdaad, tot onze Betuletana moet
gebracht w7orden.
Alle mijne rupsjes waren, toen ik hen vong,. op. vrij gevorderden
leeftijd, spinnende zij zich immer vijf of zes dagen later in. Hunne
grootte bedroeg van 2 tot 2,5 Ned. duim. De beschrijving is als
volgt (fig. 1): kop glanzig, licht groenachtig bruin met twee zwarte
(1) Treitschke, bl. 29.