
GRAPHOLITÏÏA SCUTULANA, w . v.
Plaat 29, Fig. 1—9.
Herrich-schöpeer, System. Bearbeit, der Schmettert, v. Bur. IV, p. 239. ƒ . 228.
Treitschke, Die Schmettert, v. Bur. VIII, p 189 en X, 3, p. 99.
F ischer v. Röslerstam, Abbild, z. Berichtig, u. Ergänz, der Schmettsrlingkunde, 64.
H übner, Samml. Buropäeischer Schmettert. Tort. fig. 21. (Gr. profundana).
Wood, Index entomof. 902, 906.
De aan het hoofd van dit opstel genoemde soort heeft aanleiding
gegeven tot veel verwarring met verwante soorten.
Nadat Charpentier en Zincken (*) hunne studiën over deze soort
hadden bekend gemaakt, geeft T reitscetke t. a. pl. als synoniemen aan:
Fluidana W. V., Similana W. V., Asseclana Hb. 19., Wellensiana Hb. 237.
en Frofundana W. Y.
Hij rechtvaardigt zich daarover nagenoeg aldus: u Asseclana Hb. 10 (**)
en Wellensiana Hb. 237 zijn afwijkingen van Seutulana W. V., aan
welke zich nog eene fraaie bruine afwijking aansluit, die in Hongarije
voorkomt, namelijk Similana W. V. (niet Similana Hübn. 41 = Bvma-
culanaDon.) In oude collectien komen exemplaren van Asseclana Hübn.
19 onder den naam van Seutulana voor. Fluidana is slechts eene onbe-
(*) Charpentier, Die Zünsler des wieiiï Verzeichn, mit Anmerk, von Zincken, genannt
Sommer, s. 86.
(**) Niet Asseclana, Hübn, 194, die volgens Wocke synoniem van Succedana W. V.
is, noch Asseclana Haw. (Wood, 883.) = Frofundana W. V., noch ook Asseclana Steph.
(Wood, 971.) ~ Campoliliana W. V.
duidende afwijking. Ten onrechte poogt men ook Porphyrma (§) Hübn.
26 tot Seutulana terug te brengen.”
Hetgeen Treitschke hier beweert, weerspreekt en verbetert hij evenwel
op p. 99 van het derde stuk des tienden deels, zeggende: dat
na nauwkeurige studie hij heeft ingezien, dat alleen Asseclana Hübn.
19 (welke afbeelding hij voor slecht verklaart) en Fluidana W. V. tot
Seutulana W. V. behooren, terwijl hij Similana W. V. voor eene afzonderlijke
soort en Wellensiana Hübn. 237 voor eene afwijking van
Profimdana W. V. verklaart. Hij maakt hier tevens nog melding van
eene verwarring tusschen wijfjes van Seutulana W. V. en BrunnicM-
ana W. V. door de donkere kleur der eerstgenoemden veroorzaakt en
vraagt ten slotte of Hübner in zijne fig. 21 (Profundana) ook een dergelijk
wijfje voor oogen kan gehad hebben, iets wat, door dat Hübn.
zelf in zijne VerzeicJmiss hekannt. Schmetterl. (p. 376), deze figuur
als Bnmnichiana W. V. J verbetert, te waarschijnlijker wordt.
F ischek von R öslerstamm geeft als synoniem op Profundma Hübp.
21, en beantwoordt dus Tkeitschxe’s vraag toestemmend. Hij heeft
drie mannetjes gehad, die volkomen op het wijfje van Hübn. 21
geleken en zegt dat de soort ook buitendien zeer in grootte varieert,
en in 't algemeen de wijfjes kleiner, donkerder en zeldzamer zijn.
"Wocke (Statjdingeb. en Wocke, Oatal. der Lepidopt. Europa’s etc.
p. 101, No. 950) verklaart Fluidana, W. V. voor synoniem, benevens
Pflugiana Hübn. (Wood 902) en Stictieana Steph. (Wood 909.)
De vrouwelijke vlinders, die ik zelf uit | de rups heb gekweekt,
waren allen gelijk aan Hübn. fig. 21.
Wij zien ook hier weder hoe noodzakelijk het is eene bijzondere
zorg te besteden aan de synonymie, en ten einde verwarring te voorkomen,
vooral op de auteursnamen te letten en zoo streng mogelijk
het prioriteitsrecht te handhaven.
Yan deze soort vond ik ongeveer twintig rupsen iii distelstengels
in eene berkenpan in de duinen achter Bloemendaal, omstreeks half
Februari. De bewoonde stengels waren meestal te herkennen aan de
openingen, door welke de rupsen in of uitgekropen waren en de
rupsen zei ven vond men, als men den stengel voorzichtig opende, aan
het einde van eenen met excrementen bijna opgevulden gang. Zij
hadden zich daar reeds een spinsel uit mergvezels vervaardigd, hoeft)
Porphyrana Hübn. is Profundana W. V. en behoort in de nabijheid van Corli-
cana, Hübn. 270 en 2Ó9 te huis.
13