
VERBETERINGEN EN BIJVOEGSELEN.
VERVOLG.
Plaat 49, Fig. 1—13.
T o r t r ix rlbeana. IliillS. —. Verg'. 21' Serie, Dl. I, PI. 18.
Bij mijne beschrijving dezer soort uitte ik het vermoeden dat de
eieren, die mij toen nog onbekend waren, zouden overwinteren;
dat ik mij echter hierin vergiste zal uit het volgende, blijken. Ik
verkreeg, namelijk op den 30““ Juni 1867 van een gevangen wijfje
eieren, die op den bovenkant der eikenbladeren gelegd werden en
den 131“ Juli daaraanvolgende uitkwamen. Deze eieren lagen op
elkander als vischschubben, doch veel dichter dan die- van T o r tr ix
F o r s te r a n a , en waren geheel overdekt met een groen vlies, zoodat
zij de gedaante van een platten rimpeligen koek vertoonden (zie
fig. 1 ) ; de vorm van de eitjes was daardoor zeer moeielijk te bepalen;
evenwel kwamen zij mij voor langwerpig rond te zijn en
veel minder hoog dan breed. Op 11 Juli begonnen de koppen en
den volgenden dag, toen de eieren êene geelgrauwe kleur hadden
aangenomen, de geheele rupsjes door te schijnen (fig. 2). Deze,
die 13 Juli uitkwamen, waren twee streep lang, van eene licht
bruingele kleur met donkerder doorschijning en hadden lichtbruine
koppen en nog lichtere halsschilden.