
bach de R ooy, die de stengels in eene oranjerie in een' vochtigen
dampkring bewaarde, kwam een aantal vlinders te voorschijn, doch
op zeer ongelijke tijden, daar hij de eersten reeds in het begin van
Mei, de laatsten niet voor in Augustus verkreeg.
Men kan dus aannemen, dat de vlinders gedurende het voorjaar en
een groot gedeelte van den zomer te vinden zijn; ook is het niet geheel
onwaarschijnlijk dat er eene tweede generatie, afkomstig van de
reeds in Mei uitgekomen individuen, zal. bestaan. Dit wordt dan ook
door Zeller bevestigd, aan wien deze vlinder zijnen naam te danken
heeft en die opgeeft dat deze, die zoo wel in Lijfland en Engeland
als in het zuiden van Europa voorkomt, door hem op verschillende
hoogten in de Styrische Alpen is aangetroffeu (*).
Daalhuizen 25 Maart 1866. DE R 0 q v . W.
Fig. m De jonge rups.
u 'h 3. Volwassen rupsen.'
0 4. Het spinsel binnen dén stèngel.
» 5. De pop.
O 6. De staartpunt van deze, vergroot.
u 7. Een mannelijke vlinder.
u 8. Een vrouwelijke vlinder.
• 9. De rechtervleugel van een anderen
vlinder, vergroot.
(*) Entom. Zeit., IV, 150.