cylindervormige bak van boombast (van den Simarnangka,
Torop . of Banitanboom), waarin men rijst opbergt, laten
vallen, daar deze dan zal bederven.
Pantang manombe sopo djoema (bij het maken van
ladanghuisjes).
1. Het is pantang, wanneer bij het opzetten van de stijlen
voor ladanghuisjes de vogel „bosssala” een bepaald geluid
maakt, dat ongeveer klinkt als „paisir sopo pilit” hetgeen
beteekent, „verplaats deze verkeerde sopo”.
2. Het is pantang, wanneer in de sopo een schorpioen
(gasip golang of gandjo boentoe) gevonden wordt.
Pantang manombe roemah (bij het bouwen van een huis).
1. Het is pantang, om een stijl of balk te gebruiken, die
bij het opzetten voor den bouw, breekt.
2. Ook mag men het hout van een boomstam, die na het
kappen niet geheel van den stronk is gevallen, niet gebruiken
zonder gevaar voor komend ongeluk.
Pantang mangalap boroe (bij het huwelijk).
1 Het is pantang, wanneer de bruid „tarsoeroek tohang
tongah”, hetgeen zeggen wil, dat zij,. wanneer ze naar de
woning van hären man gebracht wordt, niet onder de
„tohang” door mag gaan. De bintbalken in den zolder heeten
tohang djolodjolo, tohang tongah tongah en tohang poedi-
poedi. Zij moet de plaats, waar ze zal wonen, bereiken,
zonder onder den middelsten balk door te gaan.
2. Het is pantang, wanneer de jonge vrouw direct na haar
huwelijk op de ladang gaat werken. Er moeten 4 ä 5, dan
wel 7 ä 8 dagen verloopen, voor ze dat doen mag en dan
moet ze eerst suikerriet of de een of andere bloem geplant
hebben, alvorens het gewone ladangwerk te verrichten.
Pantang sanga tagam haroan (tijdens zwangerschap).
1. Een zwangere vrouw mag niet in een geopende deur
blijven zitten. Dit zal de bevalling bemoeilijken.
2. Het is pantang in dien tijd een kind uit te huwelijken,
dan wel goed of geld uit te leenen.
3. De man mag zieh het haar in den tijd, gedurende welken
zij ne vrouw zwanger is, niet snijden, opdat het kind niet kaal
blijve. Hij mag ook geen eed afleggen. Wordt hem een gerechte-
lijken eed opgelegd, dan mag hij dien door een ander laten doen.
Pantang manajoep roemah (bij het maken van de dak-
bedekking).
1. Men mag niet met het leggen van atap beginnen,
wanneer de hoekgebinten nog kraken.
2. Het dekken moet steeds tot boven toe aan den nok
(bogasna taralang; nok = boeboengan) geschieden. Eindigt
men halverwege, dan geeft dat ongeluk.
3. Men mag niet doorgaan met het vastnaaien van de
atap, wanneer de naald breekt.
4. Het is pantang, wanneer de atap een krakend geluid
maakt, wanneer er stof uit de atap opstijgt bij ’tdoorsteken
van de naald, dan wel, wanneer de atap geheel meegeeft
en naar boven gaat. Men moet de atap steeds van
onder naar boven met de naald, waaraan ’t bind-garen zit,
doorsteken.
Pantang mate maranak (bij het overlijden van een
kraamvrouw).
Het lijk van een in de bevalling overleden vrouw mag niet
uit de deur begraven worden, doch moet door een in den
wand gemaakte opening worden gedragen (dit geldt evenwel
niet overal).
Zulk een lijk moet ver van de overige graven begraven
worden (dit geldt overal).
Pantang maridi (bij het baden).
Het is pantang in den middag om 12 uur te baden,
daar dan de begoe s baden en men van hen slechts ongeluk
te wachten heeft.
Hetzelfde is het geval, wanneer het regent, terwijl de zon
schijnt. Ook dan baden de begoe’s.
Pantang sanga ro simaring koening (tijdens het avond-
rood aan den hemel in den namiddag).
1. Rinderen, wier tanden nog niet gevijld zijn, mögen
in dien tijd niet buiten loopen. Wanneer ze reeds buiten
zijn met hun ouders op de ladang, dan leggen ze een boomblad
achter 't oor, om ongeluk te voorkomen.
2. Het is voor een zwangere vrouw gevaarlijk gedurende
het avondrood aan den hemel vöör de deur
der woning te zitten. Mocht dit bij ongeluk toch
gebeurd zijn, dan moet zij wat asch van de kookplaats