eveneens de belofte, dat haar levensgezel later zou verschijnen.
Pane Radja werd in het Westen (Pastima) gevestigd,
terwijl zij een stuk koutskool, een hamer, een nijptang en een
stuk ijzer als erfgoed ontving.
Ten slotte vond Pane Si Debata Toeroen haar woonplaats
in het Noorden (Oetara). Deze ontving een kain (Tangki
Tangki) met rooden rand en een kip, Djaroembosi (wit en
zwart gevlekte vederen). Ook zij moesten op de komst van
hunne echtgenooten wachten.
Na geruimen tijd in Siandjoer Moela Moela gewoond te
hebben, werden Si Asi Asi en zijn vrouw weer twee
tweelingen, nu allen van het mannelijk geslacht, geboren.
Toen deze vier Zonen volwassen waren, deelde hun vader
hun mede, dat in de vier windstreken (desa) hunnne toe-
komstige echtgenooten (toenangan = verloofden) wachtten
en welke poesaka-goederen ieder had. Zij zouden derwaarts
gaan en ieder ter plaatse mededeelen, welke zaken in het
bezit der daar gevestigde godin waren.
De namen der vier mannelijke debata’s zijn niet bekend,
althans de verhaler wist die niet te noemen. Ieder echtpaar
kreeg een zoon en een dochter. Pane Nabolon (in het Oosten
gevestigd) schonk een zoon Pane Si Deak Oeraharik en een
dochter Datoe Onggang Saboengan het leven.
Zoo werden in het Zuiden Pane Si Deang Panolam en
Namora Pordjoedji Taloe geboren. In het Westen Pane
Si Babiat Alanoro en Sahala Si Baso Namora Pordjoe-
djoengan en in het Noorden Pane Datoe Tala di Baoemi en
Sahala Panangko Namalo Mandjoeroeri.
Het duurde niet lang, of iedere zoon der vier echtparen
huwde met de dochter van zijn buurman. Zoo kreeg Pane
Si Deak Oeraharik (van het Oosten) de dochter van Pane
Saniang Naga Toenggal (van het Zuiden), met name Namora
Pordjoedjoengan, tot vrouw enz. Deze jeugdige echtparen
vonden hunne woonplaatsen juist tusschen die hunner ouders,
zoodat de genoemden in het Z. O. (Agoni), de daarop volgenden
in het Z. W . (Nariti), het derde paar in het N. W . (Mangabia)
en de laatsten in het N. O. (Irisanna) kwamen te wonen. Ieder
hunner kreeg ook weer enkele poesakagoederen mede.
In het midden, dus ter plaatse waar Debata Si Asi Asi
was neergedaald, werd dezen nog een zoön geboren n.l.
Toehan Sori Mangaradja. Toen deze volwassen was, wendde
zijn vader zieh in gebed tot Moela Djadi Nabolon en vroeg
een vrouw voor dezen. Het gebed werd verhoord en Debata
Porhas kreeg een dochter, die tot vrouw van Toehan Sori
Mangaradja bestemd werd.
Van dit echtpaar stamt het volk der Bataks af. De
overige Volkeren der wereld stammen van de Pane Pane
der acht windstreken (desa naoewaloe) af.
Als een vervolg op dit scheppingsverhaal worde thans de
legende van het ontstaan van den Batakschen tooverstaf
verhaald.
Toehan Sori Mangaradja kreeg twee zoons, Goeroe
Sodoempangon en Ompoe Radja Idjolma en een dochter,
Toehan Sori Madenggan Boroe.
Ondertusschen had Pane Si Debata Toeroen (uit het
Noorden) verscheidene kinderen gekregen, van wie de jongste
Toehan Sori Madenggan Doli werd genoemd. Deze begaf
zieh naar Siandjoer Moela Moela, waar Debata Asi Asi en
en diens gemalin Si Deang Nagoerasta niet meer vertoefden,
daar zij zieh op den Dolok Poesoek Boehit hadden terug-
getrokken, alwaar ze overleden en hunne graven thans nog
vereerd worden (Sombaon, Mal. Kiramat). Dit is de oorsprong
van de vereering der heilige graven der Bataks.
Toehan Sori Madenggan Doli huwde te Siandjoer Moela
met Toehan Sori Madenggan Boroe, de dochter van Toehan
Sori Mangaradja, doch op voorwaarde, door hären vader
gesteld, dat hij te Siandjoer zou blijven wonen. Dit echtpaar
kreeg een kind, dat kort na de geboorte stierf, welk feit,
zieh eenige malen herhaalde. Ten slotte werd hun een
tweeling van verschillend geslacht geboren, n.l. Si Dari
Mangambat en Si Tapi Naoeasan.
Deze beide kinderen werden tezamen opgevoed en hielden
zooveel van elkaar, dat de ouders bang waren, dat ze met
elkaar zouden trouwen en al mocht een dergelijk huwelijk
in de godenwereld geoorloofd zijn, hier beneden kon dat
niet geduld worden.
Hetgeen thans volgt, stemt in hoofdzaak overeen met het